Antigua

Het kleine eiland Antigua is samen met Barbuda nauwelijks groter dan 100 vierkante mijl, maar is toch het belangrijkste eiland van de West-Indische groep van de Bovenwindse Eilanden. Die bestaat verder uit de eilanden Dominica, Montserrat, St. Christopher (met Nevis en Anguilla) en de Maagdeneilanden. In de hoofdstad St. John is de zetel gevestigd van het Gouvernement van deze eilandengroep.

Columbus ontdekte dit eiland in 1493 en noemde het naar een kerk in Sevilla, de Santa Maria la Antigua. Het eiland was nauwelijks van belang, waardoor het tot 1632 onbewoond was. In dat jaar schonk de Britse Koning Karel II het aan Lord Willoughby. Die stuurde er enkele Engelsen naar toe om het in bezit te nemen. Later volgden er meerdere kolonisten. Met uitzondering van een tijdelijke verovering door de Fransen bleef het Brits gebied.

De eerste berichten over de aanwezigheid van een plaatselijke postmeester dateren uit 1760. Het vroegst bekende poststempel is uit 1780. Het is een stempel met rechte lijnen. De eerste maildiensten werden onregelmatig uitgevoerd, totdat in 1850 de Britse Postdienst een postkantoor in St. John opende, terwijl het in 1857 interessant werd om een postkantoor in English Harbour te openen. Deze twee postkantoren op het eiland stonden tot 1860 onder directe controle van de Algemene Britse Postdienst te Londen. In die tijd werden er Britse postzegels gebruikt. De Britse zegels werden vernietigd met het stempel A02 in St. John en met A18 in English Harbour. Beide stempels waren ovaal met horizontale balken. Het stempel A18 van English Harbour is alleen op de Sixpence bekend en is erg schaars.

Eind april 1860 werden de Britse kantoren gesloten. Antigua ging toen zelf z'n eigen postzaken regelen. Tot 1862 was er nog geen behoefte aan eigen postzegels. Er werd contant betaald voor de bezorging van de brieven. Als bewijs van betaling werden de brieven afgestempeld met het handstempel dat eerder ook al werd gebruikt en dat een dubbele cirkel met kroon bevatte met daarin de tekst "Paid at Antigua" of "Paid at English Harbour Antigua".

Omdat er geen officiële berichtgeving is op Antigua is het niet bekend wanneer de eerste postzegels werden besteld. Alhoewel de bestellingen van de koloniën meestal via de Crown Agents liepen, werd door de autoriteiten op Antigua een zekere William Houghton in Londen benaderd. Die woonde in de New Bond Street en vervoegde zich bij de firma Perkins, Bacon & Co met het verzoek om een postzegel van Sixpence te ontwerpen.

Niet lang daarna kreeg hij van Perkins een offerte voor het graveren van een stalen plaat van 240 zegelbeelden voor de prijs van £ 80 of een plaat van 120 zegels voor de prijs van £ 65. Bijna een jaar later werd er een opdracht verstrekt voor de plaat van 120 zegels van Sixpence die in juni 1862 gereed kwam. Na overleg met Houghton werden de zegels gedrukt in een blauw-groene kleur.

De eerste oplage van 8.000 stuks was gereed in juli 1862 en werd verscheept naar Antigua. Die zegels kwamen daar in augustus aan, maar het is niet precies na te gaan of ze ook direct werden verkocht aan het publiek. Deze eerste zegels werden gedrukt op handgeschept papier zonder watermerk, alhoewel er ook papier met het watermerk "Kleine Ster" voorradig was. De volgende oplagen werden daar wel op gedrukt.

De perforatie werd uitgevoerd op een machine met naalden die in afstand variëren van 14 tot 16 stuks per twee centimeter. Ze werden ruw geperforeerd, zoals in de catalogus van Stanley Gibbons wordt omschreven als "rough". Deze perforatie, maar ook de scherp gestoken "clean cut" en de daartussen liggende "intermediate" werden alle uitgevoerd op slechts één machine. Wanneer de naalden schoon en scherp waren, werd de perforatie scherp. Zodra de holle naalden zich echter langzaam vulden met het uitgeponste papier werd de perforatie minder goed. Soms was de machine in zo'n slechte toestand, dat de naalden niet meer dan een inkeping in het papier maakten. Daardoor waren de zegels dan slecht uit het vel te halen. Bij de eerste zegels van Antigua was de perforatie vaak zo slecht dat de schaar nodig was om ze uit het vel te knippen.

Jarenlang werd deze eerste zegel gehouden voor een variëteit van de latere oplagen die vanaf november 1862 werden gedrukt op papier met het watermerk "Kleine Ster" en wel als een zegel uit de rand van het vel waar het watermerk is verdwenen.

C.W. van Dillen