De wijzen uit het oosten

Een van de vaste onderdelen van onze kerstviering is het verhaal van Drie Koningen. Volgens de overlevering volgden zij een heldere ster die ook overdag te zien was, een ster (komeet?) die hen leidde naar Bethlehem in Judea, waar ze de pasgeboren Christus aantroffen.


Met het feest van de Heilige Drie Koningen, op 6 januari, wordt traditioneel de kerstperiode afgesloten. Over deze drie koningen en de symboliek waarmee dit verhaal omgeven is, gaat dit artikel.

In de bijbel staat het verhaal over de wijzen of magiërs uit het Oosten alleen in het evangelie van Mattheus. Hun precieze herkomst, hun namen, zelfs hun aantal worden in dat evangelie niet vermeld. In de latere kerstverhalen vanaf de derde eeuw zijn er drie van gemaakt,


wellicht omdat de wijzen drie geschenken aanbieden: goud, wierook en mirre. Goud, zoals past voor een koning, wierook om aan te duiden dat het kind goddelijke eer toekwam, en mirre als toespeling op de dood: mirre was namelijk een balsem waarmee doden werden afgelegd.

De kerk heeft het niet zo begrepen op het archetype magiër, en daarom wordt er veel meer gesproken over wijzen dan over magiërs. Later worden de wijzen ook koningen genoemd omdat de tekst van Mattheus doet denken aan de woorden van de profeet Jesaja:


"Koningen zullen uw opvoeders zijn en hun vorstinnen uw verzorgsters. Zij zullen voor u op hun aangezicht vallen..." (Jesaja 49,23); en "Volkeren komen naar uw licht, koningen naar de glans van uw dageraad. Een vloed van kamelen zal u overdekken, dromedarissen van Midjan en Efa; alle bewoners komen uit Seba, met goud en wierook beladen; zij verkondigen de lof van de Heer." ( Jesaja 60,06).

Onder invloed van deze teksten zijn de wijzen koningen geworden, die reisden per kameel.

Vermoedelijk waren de wijzen (in het evangelie van Mattheus 'magi' genoemd) Perzisch-Babylonische astronomen, astrologen en natuurwetenschappers of mogelijk zoroastrische priesters, die een bijzonder astrologisch fenomeen onderzochten. In Ravenna is


waarschijnlijk de oudste afbeelding van de drie wijzen te vinden. Op een mozaïek uit de 6e eeuw staan de drie met naam Caspar, Melchior en Balthasar afgebeeld, drie kleurlingen uit het oosten.

Het verhaal van de drie koningen bracht tot uitdrukking dat alle volkeren Jezus goddelijke hulde brengen. Dat werd in de legenden nog meer uitgewerkt. De drie koningen kregen namen: in het Grieks: Apellius, Amerius en Damascus; in het Hebreeuws: Galgalat, Malgalat en Sarathin; maar


ze zijn het meest beroemd geworden onder hun verwesterse Perzische namen: Caspar, Melchior en Balthasar. Ze zouden resp. 20, 40 en 60 jaar oud zijn geweest; getallen die de levenstijdperken van de volwassene symboliseren. Zo werd duidelijk dat in deze drie werkelijk heel de mensheid Jezus

goddelijke hulde bracht. Vandaar ook dat één van de drie, Caspar, een zwarte huidskleur kreeg in de verhalen. Dit brengt tevens tot uitdrukking dat de wijzen afkomstig zijn uit de drie delen van de destijds bekende wereld: Europa, Azië en Afrika. Weer een verwijzing dat alle volkeren ter wereld in deze drie wijzen zijn vertegenwoordigd.

Op middeleeuwse afbeeldingen vertoont de zogeheten 'Aanbidding der Wijzen' sinds ongeveer het jaar 1300 een vast patroon. De voorste koning, de oudste, ligt geknield voor het kind Jezus; de kroon heeft hij afgezet. Nu eens staat ze naast hem op de grond; dan weer houdt


hij haar in de hand of ligt ze op zijn knie; soms speelt het Jezuskind ermee. De achterste, de jongste staat nog rechtop, en heeft nog de kroon op het hoofd. De middelste neemt een houding aan die tussen deze twee in ligt. Op de ene afbeelding staat ook hij nog recht op, op andere zien we hem in een houding die aangeeft dat hij bezig is te knielen; nu eens heeft hij de kroon nog op, dan weer heeft hij haar reeds afgezet.


Het Aquarius Evangelie verhaalt over de aankomst van de wijzen in Jeruzalem, op zoek naar de nieuw geboren Koning. Toen de magiërs Jeruzalem bereikten, waren de mensen vol verbazing en vroegen zich af wie zij zouden zijn en waarom zij kwamen. En toen zij vroegen:

waar is het kind, dat als koning geboren is? was het of de troon van Herodes wankelde. En Herodes zond een koerier om de magiërs naar zijn hof te brengen. En toen zij aankwamen vroegen zij opnieuw: Waar is de jong geboren koning? En toen zeiden zij: Wij hebben aan gene zijde van de Eufraat zijn ster gezien en zijn gekomen om hem te vereren.
En Herodes verbleekte van angst. Hij dacht: misschien beramen de priesters een plan om het

koningschap der joden te herstellen, en dus zeide hij in zichzelf: ik wil meer willen weten van dit kind, dat als koning geboren zou zijn. En daarom stelde hij de magiërs voor nog een tijdje in de stad te blijven, dan zou hij hun alles over die koning vertellen. Hij riep de joodse wetgeleerden in vergadering bijeen en vroeg: wat hebben de joodse profeten gezegd over zo iemand?


De joodse wetgeleerden antwoordden hem en zeiden: Lang geleden hebben de profeten voorspeld, dat iemand komen zou om de stammen van Israël te leiden; dat deze Messias in Bethlehem geboren zou worden. Zij zeiden: De profeet Micha schreef: O, Bethlehem in Judea, gij zijt klein in de heuvelen van Judea, doch uit u zal voortkomen, die mijn volk Israël zal leiden. Toen riep Herodes de magiërs weer opnieuw bij zich en vertelde hun wat de joodse

wetgeleerden gezegd hadden; en toen zond hij hen weg naar Bethlehem. Hij zei: gaat gij en zoekt en wanneer gij het kind, de geboren koning zult vinden, keer dan terug en vertel mij alles, opdat ik ook kan gaan om hem te eren.


De magiërs gingen en vonden het kind met Maria in het huis van de herder. Zij bewezen hem eer; schonken hem hun kostbare geschenken en gaven hem goud, wierook en mirre. Deze magische priesters konden de harten der mensen lezen; zij lazen de goddeloosheid van Herodes' hart

en wisten dat hij gezworen had de jong geboren koning te doden. En dus vertelden zij het geheim aan de ouders van het kind en smeekten hen om ver buiten het bereik van alle gevaar te vluchten. En toen gingen de priesters weer huiswaarts; maar zij gingen niet door Jeruzalem. En Jozef nam het kleintje Jezus en zijn moeder en vluchtte 's nachts naar Egypte.


Rond de drie wijzen zijn een groot aantal legenden ontstaan. Zo vertelt een legende hoe de drie koningen later door de apostel Thomas in Perzië werden gedoopt. Keizerin Helena († ca 328), die ook al het kruis waaraan Christus gestorven was had teruggevonden, zou hun relieken (overblijfselen) naar Constantinopel hebben

overgebracht. In de 6e eeuw zouden deze door toedoen van de Milanese bisschop Eustorgius naar zijn bisschopsstad zijn vervoerd. Hij wilde ze veilig stellen omdat Constantinopel steeds meer onder invloed de Islam kwam te staan. De relieken van de drie koningen bleven in de stad Milaan tot in de 12e eeuw.


Frederik Barbarossa schonk de relieken van de Drie Koningen aan zijn kanselier en aartsbisschop van Keulen Rainald van Dassel, als dank "voor onvergetelijke en onbetaalbare diensten". In feite was het omdat Frederik door Rainald krachtig was geholpen bij diens pogingen de weerbarstige stad Milaan te veroveren. Rainald zond overgelukkig boden naar Keulen vooruit om aan de burgerij mede te delen dat hij geschenken meebracht die met niets ter wereld waren te vergelijken.


De tocht van de Drie Koningen naar Keulen was vol gevaar. Rainald moest op zijn hoede zijn, want ook anderen hadden het gemunt op zijn kostbare schat. Van Milaan ging het eerst richting Bourgondië; van daaruit ging het in ononderbroken dag- en nachtmarsen recht naar het noorden. De sporen van de tocht

werden overal zorgvuldig uitgewist. De hoeven werden achterstevoren onder de zolen van rij- en trekdieren geslagen. Tegelijkertijd werd een schitterend vervoer op touw gezet van omgekomen Duitse pelgrims, vanuit Milaan naar Keulen. Allemaal om roofgierigen te

misleiden. Aangekomen te Remagen zond Rainald boodschappers vooruit om te melden dat ze eraan kwamen. Op 23 juli 1164 trok hij plechtig zijn rijk versierde stad Keulen binnen. Sindsdien zijn de Drie Koningen de stadspatroons van Keulen, en wordt het stadswapen gekenmerkt door hun drie kronen.


Verder zijn de Drie Koningen de patroons van de pelgrims, weggebruikers, reizigers en de reizende kooplieden wat voor een handelsstad aan de Rijn als Keulen in de Middeleeuwen was zeer goed uitkwam. Bovendien zijn ze patroons van speelkaartenmakers, en wordt hun voorspraak ingeroepen tegen onweer en epilepsie.

Het feest van het bezoek van de Drie Koningen aan Bethlehem werd het eerste gevierd in de oosterse kerk en staat er al sinds de 2e eeuw op 6 januari. Op die dag werd in de Egyptische oudheid het feest van de zonnewende gevierd. Het begin van de heilstijd, een mooie dag dus voor de christenen om Gods openbaring


aan de wereld te vieren: Theofanie. Kinderen die op deze dag - 6 januari - geboren werden gaf men in vroeger tijden wel de naam van het feest mee: Theofano of Theofanou, waaruit de ons bekende naam Tiffany ontstond.
Oorspronkelijk was het fest bedoeld bedoeld om de verschijning van de vleesgeworden Zoon van God op aarde te

vieren (epiphaneia is Grieks voor 'verschijning'). Daarbij werden de tekenen van Jezus' goddelijkheid herdacht: de geboorte uit de Maagd Maria, het bezoek en de aanbidding van de Wijzen uit het Oosten, gebeurtenissen uit Jezus' jeugd en de doop door Johannes de Doper.

In de Rooms-Katholieke Kerk wordt de geboorte van Jezus echter op 25 december gevierd. Met de overname van het feest van de epifanie op 6 januari door de Latijnse Kerk werd daarom alleen de aanbidding der wijzen herdacht, waarmee de bekendmaking van Christus aan de wereld wordt gevierd.


In gezinnen waar met Kerstmis het stalletje wordt gezet (vooral in Rooms-Katholieke milieus), worden op 6 januari de beeldjes van de Drie Koningen helemaal naar voren geplaatst tot vlak bij de kribbe. Het is ook

veelal de laatste dag dat het stalletje blijft staan, daarna wordt het opgeruimd. Er zijn ook andere gebruiken: in een aantal landen worden kinderen verkleed als Drie Koningen en trekken ze zingend langs de deuren, waarvoor ze wat geld of snoep krijgen. In de Duits sprekende landen zegent men op deze dag de toegang tot het huis om geluk af te smeken over het nieuwe jaar. De zegenspreuk luidt in het Latijn: 'Christus benedicat mansionem' (moge Christus dit huis zegenen); met

gewijd krijt schrijft men de eerste letters van deze drie woorden boven de deur: de C, de B en de M. Later zag men deze letters aan voor de eerste letters van de Drie Koningen: Caspar, Balthasar en Melchior. In Zuid-Duitsland en Oostenrijk kan men dit opschrift in de zomer op diverse huizen nog steeds aantreffen.

Ton Vis