Van wederopbouw naar gemeenschap (3)
De lange weg naar het naoorlogse Europa

De jaren 60.
In de "woelige" jaren 60 waarover dit derde deel van mijn artikelenserie gaat wordt het fundament dat moet leiden tot de uiteindelijke eenwording van Europa verder uitgebouwd. Eenvoudig ging dat nog steeds niet. Er moesten nog heel wat "hobbels" worden genomen. Ook in deze periode waren er naast successen ook vele teleurstellingen, die een spoedige eenwording van Europa in de weg stonden. Met name op het politieke en economische vlak waren de deelnemende landen het vaak niet met elkaar eens of speelden nationale belangen een grote rol.

Op 10 en 11 februari 1961 vindt er in Parijs een topconferentie plaats over de noodzaak om een doeltreffende politieke samenwerking tot stand te brengen. Als uitvloeisel hiervan neemt de Nederlandse regering het initiatief en dient op 27 juni 1961 een ontwerpdocument in waarin wordt gepleit voor de herziening van de Verdragen van Rome en Parijs. In dit ontwerpdocument wordt voorgesteld om te komen tot een fusie van de uitvoerende organen en te komen tot één Raad voor de Europese Gemeenschappen en één Europese Hoge Commissie. Het Europees Parlement en de twee Commissies worden over dit ontwerp geraadpleegd. De fusie van de uitvoerende organen gaat niet door wegens onenigheid tussen de lidstaten over de draagwijdte van de hervorming.

Op 18 juli daaraanvolgend vindt wederom een Europese topconferentie plaats, nu is de stad van handeling Bonn. Het resultaat van deze conferentie is dat de Zes (België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg en Nederland) wensen om een politieke unie op te richten. Ook andere landen dan de Zes zien blijkbaar voordelen om deel uit te gaan maken van de Europese Gemeenschappen. In 1961 dienen Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken een officieel verzoek tot toetreding tot de Europese Gemeenschappen in. Het zal echter nog tot 1973 duren voordat deze landen daadwerkelijk lid worden van de Europese Gemeenschap.

Op 1 september 1961 is er ook een succesje te melden. Op deze datum treedt de eerste verordening voor het vrije verkeer van werknemers in werking. Dit houdt in dat, onder bepaalde voorwaarden, werknemers uit andere landen van Europese Gemeenschap niet alleen in hun eigen land aan de slag kunnen, maar ook in de andere landen van de Gemeenschap.

In november 1961 is er een colloquium van de instellingen van de Europese Gemeenschap in Straatsburg. Tijdens deze bijeenkomst wordt de overgang van de eerste naar de tweede fase van de gemeenschappelijke markt de associatie met overzeese landen besproken.
In januari 1962 treedt de nieuwe Commissie van de E.E.G. onder voorzitterschap van Walter Hallstein aan. Pierre Chatenet wordt gekozen tot voorzitter van de Commissie van Euratom.

Op 14 januari 1962 hecht de Raad zijn goedkeuring aan de eerste verordeningen inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat is uitgewerkt met het oog op de totstandbrenging van één gemeenschappelijke markt voor landbouwproducten. Hieraan gekoppeld wordt een Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw. Deze verordeningen en basisbesluiten worden in april 1962 goedgekeurd en treden op 30 juli 1962 in werking. De instelling van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw vindt eerst plaats op 1 juli 1963.

Tijdens een vergadering van 27-30 maart 1962 krijgt de Parlementaire Vergadering een andere naam. Deze vergadering heet voortaan Europees Parlement.
In het jaar 1961 dient ook Noorwegen een officieel verzoek om toetreding tot de Europese Gemeenschap in. Op 1 november 1962 treedt de Associatieovereenkomst tussen Griekenland en de Gemeenschap in werking. Dit is een soort voorlopige overeenkomst. Eerst in 1981 wordt Griekenland daadwerkelijk als lid van de Europese Gemeenschap toegelaten.

In januari 1963 ontstaat er gekrakeel tussen de lidstaten. De president van de Franse Republiek, Charles de Gaulle, verklaart dat Frankrijk twijfelt aan de politieke wil van het Verenigd Koninkrijk om daadwerkelijk toe te treden tot de Gemeenschap. Als gevolg hiervan worden enkele dagen later de onderhandelingen met alle kandidaatlanden opgeschort.

Op 4 mei 1963 vindt de formele opening plaats van de handelsbesprekingen in het kader van de GATT. Deze besprekingen zijn beter bekend als de Kennedy-ronde, vernoemd naar de toenmalige president van Amerika. Op 4 mei 1964 vindt de officiële opening van de Kennedy-ronde plaats inzake de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT). John F. Kennedy maakt dit niet meer zelf mee. Zoals bekend werd hij in november 1963 in Dallas (Texas) vermoord.

Aansluitend hierop wordt van 23 mei tot 15 juni 1964 in Genève (Zwitserland) de wereld-handelsconferentie inzake Handel en Ontwikkeling gehouden.

Ook de Verenigde Naties mengen zich in de wereldhandel. Op 30 december 1964 wordt de Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling (UNCTAD) als orgaan van de Algemene Vergadering ingesteld. In de periode 5 tot 30 april 1965 komt de UNCTAD voor het eerst in New York bijeen. Op deze conferentie wordt het werkprogramma goedgekeurd, de agentschappen opgericht en de bevoegdheden van deze agentschappen worden vastgesteld.

Op 20 juli 1963 wordt de overeenkomst van Yaoundé (Kameroen) gesloten. Dit is een associatieverdrag tussen de Gemeenschap en 17 Afrikaanse staten plus Madagaskar. De looptijd van deze overeenkomst bedraagt vijf jaar. Dit verdrag treedt op 1 juni 1964 in werking.

Op 4 september 1963 overlijdt Robert Schuman, een van de grondleggers van de Europese Gemeenschap.

Op 15 juli 1964 wordt een zeer belangrijk arrest (jurisprudentie) door het Europese Hof van Justitie gewezen. Dit arrest staat bekend onder de naam Costa/ENEL. In dit arrest stelt het Europese Hof van Justitie, dat de Gemeenschapswetgeving voorrang heeft op nationale wetgeving.

De in 1961, op initiatief van Nederland, stukgelopen besprekingen over de fusie van de uitvoerende organen, wordt toch een feit. Op 23 en 24 september 1963 komt de Raad tot een beginselakkoord over de fusie van de uitvoerende organen.
Dat de uitbreiding van de Europese Gemeenschap niet stil staat blijkt op 18 september 1964. De Raad bereikt een akkoord over de samenstelling van één enkele Commissie die, na een overgangsperiode, uit negen leden zal bestaan.

In april 1965 vindt een verdere integratie van de Europese Gemeenschap plaats. Het Verdrag inzake de fusie van de uitvoerende organen van de Europese Gemeenschapen (EGKS, E.E.G. en Euratom) wordt ondertekend in Brussel. De fusie zal op 1 april 1967 in werking treden. De ratificatie (goedkeuring) door de diverse lidstaten vindt niet gelijktijdig plaats. Duitsland en Frankrijk ratificeren het Verdrag al in juni 1965, België en Italië doen dit in april 1966, Luxemburg in juni 1966 en Nederland als laatste in oktober 1966.

In december 1964 is er ook weer nieuws over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Raad verzoekt de Commissie voorstellen in te dienen over de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en over de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van de overdracht van heffingen op landbouwproducten naar de Gemeenschapsbegroting.

In juli 1965 ontstaan de eerste problemen inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Deze problemen zijn wel de eerste, maar zeker niet de laatste op dit gebied. Frankrijk breekt op 1 juli 1965 de besprekingen over de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid af en roept zijn permanente vertegenwoordiger terug. Deze situatie zal zeven maanden gaan duren. Gedurende deze periode neemt de Franse delegatie ook geen deel aan de vergaderingen van de Raad en van het Comité van permanente vertegenwoordigers. Deze politiek van Frankrijk werd de "politiek van de lege stoel" genoemd. Toch gaan de besprekingen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid, ondanks de afwezigheid van Frankrijk, door. In juli 1965 dient de Commissie bij de Raad een memorandum in over de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Raad aanvaardt het memorandum als een goed uitgangspunt voor discussie. Na het compromis van Luxemburg (28-29 januari 1966) neemt Frankrijk, in ruil voor het handhaven van de eenparigheid van stemmen wanneer vitale belangen op het spel staan, zijn plaats in de Raad weer in.

De derde en laatste fase van de overgangsperiode die de gemeenschappelijke markt voorafgaat gaat in januari 1966 van start. Dit impliceert dat voor de meeste besluiten van de Raad die voorheen plaatsvonden door eenparigheid van stemming, dat wil zeggen dat een besluit pas werd aangenomen als alle lidstaten voorstemden, wordt vervangen door een systeem door stemming bij meerderheid.

In maart 1966 wordt door de Commissie bij de Raad haar voorstel betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de eigen middelen van de Gemeenschap en de uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Parlement ingediend. Op 11 mei 1966 hecht de Raad zijn goedkeuring aan de ingediende voorstellen. In november 1966 vindt een gezamenlijke vergadering van de Europese instellingen met betrekking tot de fusie plaats, dit als voorbereiding op de in het jaar 1967 geplande Topconferentie, Deze Topconferentie vindt plaats op 29 en 30 mei 1967 in Rome. De staatshoofden en regeringsleiders maken op deze Topconferentie hun voornemen bekend om het Verdrag betreffende de fusie van de Instellingen van de drie Gemeenschappen per 1 juli 1967 in werking te doen treden. Deze Topconferentie werd mede op deze data gehouden vanwege het feit, dat 10 jaar eerder de ondertekening van het E.E.G.- en Euratom-verdrag plaatsvond. Op 1 juli 1967 is het dan daadwerkelijk een feit, dat het Verdrag inzake de fusie van de Europese Gemeenschappen (EGKS, E.E.G. en Euratom) in werking treedt. Er is vanaf deze datum nog maar één Commissie en één Raad, die echter blijven optreden volgens de voor elk van de drie gemeenschappen geldende regels. Op 3 juli 1967 vindt de eerste zitting van de Raad voor de Europese Gemeenschappen onder voorzitterschap van Duitsland plaats. Het voorzitterschap geldt voor een periode van zes maanden, waarna het voorzitterschap overgaat naar één van de andere lidstaten. Nederland is eerst op 1 juli 1969 aan de beurt voor het voorzitterschap. De eerste voorzitter van de nieuwe Commissie voor de Europese Gemeenschappen wordt Jean Rey.

In februari 1967 besluit de Raad van Ministers de indirecte belastingen in de Gemeenschap te harmoniseren en het beginsel van het stelsel inzake de belasting op de toegevoegde waarde (B.T.W.-stelsel) vast te stellen. Tevens wordt door de Raad van Ministers het economisch beleid op middellange termijn goedgekeurd. In dit eerste programma worden de doelstellingen gedefinieerd van het economisch beleid van de Gemeenschap voor de komende jaren.

In mei 1967 dienen het Verenigd Koninkrijk gevolgd door Ierland, Denemarken en Noorwegen opnieuw een toetre-dingsverzoek in voor toelating tot de Europese Gemeenschap. Generaal de Gaulle is echter nog steeds niet bereid met de Britse toetreding in te stemmen. Op 13 september 1967 brengt de Commissie echter toch advies uit over de toetredingsverzoeken van de vier landen.

In 1967 wordt er eindelijk ook overeenstemming bereikt inzake de multilaterale onderhandeling in het kader van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT), de Kennedy-ronde. Op 30 juni wordt de slotakte van de overeenkomst door de Commissie ondertekend.

Op 1 juli 1968 treedt de douane-unie in werking. De douanerechten die nog werden geïnd in het kader van het intracommunautair handelsverkeer worden 18 maanden voor de in het Verdrag van Rome vastgestelde datum afgeschaft en het douanetarief wordt ingevoerd ter vervanging van de nationale douanerechten in het handelsverkeer met de rest van de wereld.

In november 1968 vindt er een soort Algemene Vergadering plaats. Hieraan wordt deelgenomen door zowel de Raad, het Parlement en de Commissie. Doel van deze bijeenkomst is om te debatteren over de noodzaak om de institutionele mechanismen van de Gemeenschap te democratiseren, te versterken en uit te breiden. Dit alles met het doel om de toekomst van Euratom en een nauwe samenwerking op monetair gebied tot stand te kunnen brengen.
In juli 1969 krijgt dit een vervolg door de indiening van een memorandum door de Commissie bij de Raad betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de lidstaten door de eigen middelen van de Gemeenschap en tevens omvat dit memorandum een uitbreiding van de begrotingsbevoegdheden door het Europese Parlement.

In juli 1969 komt de kwestie van de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Ierland en Noorwegen weer ter sprake. De Raad onderzoekt opnieuw de toetredingsverzoeken en vraagt de Commissie het in september 1967 uitgebrachte advies te actualiseren. De commissie actualiseert het verzoek al op 10 augustus daaropvolgend. Op 1 oktober daaraanvolgend brengt de Commissie nogmaals advies uit over de toetreding. In december bevestigen de staatshoofden en regeringsleiders op een topconferentie die in den Haag gehouden wordt dat zij bereid zijn om geleidelijk verder te streven naar een echte economische en monetaire unie en dat zij instemmen met het beginsel van de uitbreiding van de Gemeenschap. Op 30 juni 1970 beginnen in Luxemburg dan eindelijk de onderhandelingen met vier voor toetreding gegadigde landen.

(Wordt vervolgd...)

Maarten Veuger.