Van wederopbouw naar gemeenschap (4)
De lange weg naar het naoorlogse Europa

De jaren '70 (1).
Ook in de jaren ‘70 gebeurt er weer heel wat om tot een eenwording van Europa te komen. Op 4 maart 1970 legt de Commissie aan de Raad een memorandum voor over de voorbereidingen van een plan voor de totstandkoming van een economische en monetaire unie. Om dit te kunnen realiseren benoemt de Raad een comité van deskundigen, die voorstellen moeten doen voor de totstandkoming van deze economische en monetaire unie. De voorzitter van dit comité is Pierre Werner. Daarnaast wordt een tweede commissie van deskundigen benoemd onder voorzitterschap van Etienne Davignon, die de taak heeft te komen met voorstellen voor politieke samenwerking.


Op 22 april 1970 vindt de ondertekening van het Verdrag van Luxemburg plaats. Tevens wordt op die dag door de Raad beslist om te komen tot een systeem van eigen middelen,waarbij de Gemeenschap alle douanerechten op uit niet-lidstaten geïmporteerde producten,alle heffingen op landbouwproducten en alle door de belasting op toegevoegde waarde (B.T.W.) zal ontvangen. De Raad besluit gelijktijdig om het Europese Parlement meer begrotingsbevoegdheden te geven.

Op 13 mei 1970 is het twintig jaar geleden dat de verklaring van Schuman plaats vond. In deze verklaring stelde Schuman voor dat Frankrijk, Duitsland en alle Europese landen, die wensen deel te nemen, de productie en het verbruik van kolen en staal samenvoegen. Zie deel 1 van deze artikelenreeks.

De in juli 1969 weer aangezwengelde kwestie van de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Ierland en Noorwegen wordt in 1970 weer concreet. Op 30 juni 1970 starten in Luxemburg de onderhandelingen met deze vier landen over toetreding.

In oktober 1970 brengt de Raad zijn eindverslag uit over het memorandum van de Commissie inzake de totstandbrenging van de economische en monetaire unie. Tevens wordt overeenstemming bereikt over het optreden van de Gemeenschap op het gebied van regionaal beleid. Op 27 oktober 1970 hechten de lidstaten hun goedkeuring aan het Verslag Davignon over politieke samenwerking. Daarmee beoogt Europa om met betrekking tot alle belangrijke internationale problemen uit één mond te spreken.

Op 1 januari 1971 wordt de tweede Overeenkomst van Jaoende in Kameroen (zie deel 3 van deze artikelenreeks) en de Overeenkomsten van Arusha van kracht. Op 12 februari 1971 hecht het Europees Parlement zijn goedkeuring aan een resolutie over het stadium dat is bereikt met de tenuitvoerlegging van de Richtlijnen van de Raad om tot vrijheid van vestiging en dienstverlening te komen. In deze resolutie worden de lidstaten er op gewezen dat de aangenomen richtlijnen uitgevoerd dienen te worden en dat de Commissie er op moet toezien dat deze richtlijnen naar behoren worden toegepast.

Op 22 maart 1971 hecht de raad zijn goedkeuring aan het plan ‘Werner' om kracht bij te zetten aan de coördinatie van de economische beleidsmaatregelen. Dit houdt in dat de lidstaten maatregelen moeten treffen om hun begrotingsbeleid te harmoniseren en de fluctuatiemarges van hun valuta te beperken.
In mei 1971 introduceert de Raad een stelsel van monetaire compenserende bedragen voor de handel in landbouwproducten tussen de lidstaten. Dit heeft ten doel om de eenheid van de gemeenschappelijke landbouwmarkt te bewaren.

In juni 1971 komen de Ministers van Justitie van de Gemeenschap voor het eerst in Luxemburg bijeen met als doel om een tweetal protocollen te ondertekenen, waarin de nieuwe bevoegdheden van het Hof van Justitie geregeld zijn. Ook hecht het Europees Parlement in juni 1971 zijn goedkeuring aan een resolutie over mededingingsvoorschriften en de positie van bedrijven uit de Gemeenschap in de gemeenschappelijke markt en in de wereldeconomie.
Op 30 juni 1971 geven de vier landen die tot de Europese Gemeenschappen wensen toe te treden in grote lijnen hun onderhandelingspositie aan. Op 22 januari 1972 ondertekenen Denemarken, Ierland Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk de verdragen inzake hun toetreding tot de Europese Gemeenschappen.

Op 21 maart 1972 legt Franco Maria Malfatti, de voorzitter van de Commissie zijn functie neer en wordt opgevolgd door de Nederlandse vice-voorzitter Sicco Mansholt.

De Commissie brengt een schematisch overzicht uit inzake de voorwaarden voor het welslagen van het eerste stadium van de economische en monetaire unie. Op 24 april 1972 wordt uitvoering gegeven aan de verschillende valuta op elkaar af te stemmen. Er wordt een monetaire ‘slang' opgezet. De Zes stemmen ermee in om de fluctuatiemarge van hun valuta tot 2,25% te beperken.
In de periode 19 tot en met 21 december 1972 vindt een topconferentie plaats in Parijs. De staatslieden en regeringsleiders stippelen nieuwe communautaire actieterreinen uit voor regionaal, milieu, energie- en industriebeleid en bevestigen dat 1980 de uiterste termijn is voor de totstandbrenging van een economische- en monetaire unie. (Hoe zo een lange weg!!!)

Ook op het gebied van toetreding van nieuwe landen is er activiteit. Op 10 mei 1972 wordt er in Ierland en referendum gehouden onder de bevolking met de vraag of dit land moet toetreden tot de Europese Gemeenschappen. De overgrote meerderheid van het Ierse volk spreekt zich uit vóór toetreding. Ook Denemarken stemt op 2 oktober 1972 vóór toetreding.
Vooruitlopend op de uitbreiding van de Europa van de Zes (Duitsland, Frankrijk, Italië, België, Nederland en Luxemburg) met de vier nieuwe kandidaatleden (Verenigd Koninkrijk, Ierland, Noorwegen en Denemarken) wordt door de Ministers van Financiën van deze landen op 12 september 1972 in Rome een bijeenkomst gehouden. De tien landen komen overeen dat in het eerste stadium van de economische en monetaire unie het nodig is om een Europees Monetair Samenwerkingsfonds op te zetten. Ook in Noorwegen wordt op 25 september 1972 een referendum gehouden. In tegenstelling tot Ierland en Denemarken blijkt een meerderheid van de bevolking tegen toetreding gekant te zijn. In het Verenigd Koninkrijk wordt geen referendum gehouden. Als gevolg van de ongunstige uitslag van het referendum in Noorwegen, verklaart de Noorse regering, op 9 oktober 1972, dat Noorwegen de wet tot bekrachtiging van de toetreding niet aan het parlement zal voorleggen. Het Verenigd Koninkrijk bekrachtigt op 16 oktober 1972 wel de akten in verband met de toetreding tot de Europese Gemeenschappen.

Op 5 en 6 juni 1972 wordt in de Raad overeenstemming bereikt over de door de Gemeenschap te volgen richtsnoeren bij de behandeling van het Verdrag voor toetreding door de Gemeenschap tot de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT). Ook op 9 oktober 1972 neemt het Europese Parlement een resolutie aan met definitieve, duidelijk omlijnde voorstellen en verzoeken voor de afschaffing van controles aan de binnengrenzen van de Gemeenschap.

Op 1 januari 1973 is het dan eindelijk zover. Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk treden toe tot de Europese Gemeenschappen toe. Op dezelfde datum wordt de vrijhandelsovereenkomst van de Gemeenschap met Oostenrijk, Zwitserland, Portugal en Zweden van kracht.


In 1973 volgen een paar nieuwe benoemingen. Op 6 januari aanvaardt Francois Xavier Ortoli zijn ambt als voorzitter van de Europese Commissie. Op 13 maart wordt de Nederlander Cornelis Berkhouwer tot voorzitter van het Europees Parlement verkozen.

In februari 1973 wordt het Europees Verbond van Vakverenigingen opgericht. En in april 1973 brengt een Spaanse delegatie verslag uit over het standpunt van haar regering over de toekomst met betrekkingen tussen Spanje en de Gemeenschap, in het bijzonder met het oog op de onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst. Een nieuwe toetreding van een Europees land ligt dus in het verschiet.

Van 3 tot 7 juli 1973 wordt in Helsinki, Finland de openingszitting van de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE) gehouden.

De veruit belangrijkste gebeurtenis uit 1973 is echter de Yom Kippur oorlog (6-27 oktober) tussen Israël en een aantal Arabische staten. Het gevolg van deze oorlog is, dat de aardolieproducerende landen besluiten de uitvoer naar sommige westerse landen te verminderen of te verbieden. De Organisatie van olie-exporterende landen (OPEC) besluit de aardolieprijzen grootscheeps te verhogen. De oliecrisis is een feit. Enkele van de gevolgen voor Nederland waren de autoloze zondagen en de invoering van benzinebonnen, zoals de meeste van u zich nog wel kunnen herinneren.
In november 1973 verklaren de Negen zich voor een vreedzame oplossing van de crisis te willen inzetten. Op 14 en 15 december 1973 vindt een topconferentie plaats in Kopenhagen, Denemarken. Door de energiecrisis komen de lidstaten ertoe een gemeenschappelijk energiebeleid in te voeren. Er wordt een verklaring afgelegd over de Europese identiteit, als onderdeel van politieke samenwerkingsregelingen en goedgekeurd door de Ministers van Buitenlandse Zaken.

Ook intern vindt er in 1973 nog een belangrijke gebeurtenis plaats. De Raad keurt en aantal maatregelen goed ter verbetering van de betrekkingen tussen de Raad en het Europese Parlement. Met die maatregelen wordt beoogd de Raad meer aan het werk van het Europees Parlement te doen deelnemen, zowel bij de sluiting van handelsovereenkomsten als via een betere overlegprocedure met het Europees Parlement.

In november 1973 tenslotte bespreekt de Raad tot in alle bijzonderheden de door de Commissie voorgestelde maatregelen voor de reorganisatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), dat tegen het eind van 1977 een feit moet zijn. Er zijn dus nog vier jaren te gaan.

(Wordt vervolgd...)

Maarten Veuger.