Van wederopbouw naar gemeenschap (5)
De lange weg naar het naoorlogse Europa

In deel 4 ben ik geëindigd met het jaar 1973. In januari 1974 blijkt het nodig dat er actie ondernomen moet worden om de Europese trein op de rails te houden. De Europese Commissie richt zich in een verklaring tot de regeringsleiders van de Europese landen over de staat waarin de Europese gemeenschap verkeert. In die verklaring wordt er op aangedrongen dat Europa weer op gang wordt gebracht door de verschillende vormen van nationaal beleid meer aan elkaar aan te passen, door gemeenschappelijke beleidsmaatregelen uit te werken. Het Europees Parlement verklaart dat de eenheid van Europa alleen kan worden verwezenlijkt indien communautaire instellingen de mogelijkheid krijgen om een beleid te voeren, dat gebaseerd is op een waarachtige Europese saamhorigheid.

Op 2 april daaraanvolgend wordt er een gemeenschappelijke verklaring over de stand van zaken in verband met de Gemeenschap bij de Raad ingediend. De voorzitters van de Raad en de Commissie erkennen dat het besluitvormingsproces moet worden verbeterd, indien men enige vooruitgang wil boeken met inhoudelijke zaken en wanneer moet worden gewaarborgd dat de Gemeenschap op lange termijn kan blijven functioneren. Ook doen zij een aantal praktische voorstellen.

Er zijn echter ook weer donkere wolken aan het Europese firmament. Als gevolg van een regeringswisseling in het Verenigd Koninkrijk legt de Britse staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en Gemenebestaangelegenheden een verklaring af ten overstaan van de Raad inzake het nieuwe beleid van de nieuwe Britse regering t.o.v. de Europese Gemeenschap. Daarbij pleit hij voor grote veranderingen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), billijker methoden voor de financiering van de communautaire begroting en oplossing van monetaire vraagstukken.
In juni 1974 reageert de Raad hierop door na te gaan welke procedures de Raad zou moeten aannemen voor de behandeling van de door het Verenigd Koninkrijk aan de orde gestelde vraagstukken. Tevens wordt de manier waarop intracommunautaire instellingen functioneren besproken.


Op 15 juli 1974 wordt door het Europese Hof van Justitie een discussiestuk over de Europese Unie toegezonden aan de andere instellingen van de Gemeenschap. Het Europese Hof van Justitie is daarmee de eerste instelling die gereageerd heeft op het verzoek, dat daartoe is gedaan op de topconferentie van Parijs in 1972. Derhalve twee jaar later. Over voortgang gesproken.

In november 1974 vindt de Wereldvoedselconferentie plaats in Rome. De Gemeenschap, die inziet hoe acuut de voedselcrisis is waarmee veel ontwikkelingslanden hebben te kampen (ook toen al), zet kracht bij aan haar streven op het gebied van voedselhulp en neemt aan de arbeid van deze conferentie deel om te helpen een oplossing op middellange en lange termijn te vinden voor het voedselvoorzieningsprobleem.

In december 1974 bereikt de Raad overeenstemming over de inhoud van een ontwerpverdrag betreffende de begrotingsbevoegdheden van het parlement en de oprichting van een Rekenkamer.

Tenslotte vindt op 9 en 10 december 1974 een Topconferentie plaats in Parijs. De staatshoofden en regeringsleiders van de Gemeenschap besluiten om, net zoals in de Europese Raad, drie maal per jaar bij elkaar te komen. Zij geven tevens het startsein voor rechtstreekse verkiezingen voor het Europees Parlement, komen overeen om het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling op te richten en besluiten een economische en monetaire unie tot stand te brengen. Ook verzoeken zij de Belgische Eerste Minister om tegen eind 1975 een overzichtsrapport over de Europese Unie uit te brengen.

Op 10 en 11 maart 1975 vindt er voor het eerst een vergadering van de Europese Raad plaats in Dublin, Ierland. Ierland is een van de nieuwe leden van de Raad. Op deze conferentie worden belangrijke beslissingen genomen. Hierdoor is de regering van het Verenigd Koninkrijk in staat om de voortzetting van het lidmaatschap van de Gemeenschap aan te bevelen. Op 18 maart daaraanvolgend verklaart de Britse premier Harold Wilson in het Engelse Lagerhuis dat de regering van het Verenigd Koninkrijk het Britse volk zal aanbevelen om ‘ja' te stemmen op de referendumvraag over de voortzetting van het Britse lidmaatschap van de Gemeenschap. Op 27 maart publiceert de Britse regering een witboek over de resultaten van de heronderhandelingen. Op 9 april stemmen in het Britse Lagerhuis 369 leden voor en 170 leden tegen de voortzetting van het Britse lidmaatschap van de Gemeenschap. De uitslag van het op 5 juni gehouden Britse referendum geeft aan dat 67,2% van de Britse kiezers voor een voortzetting van het Britse lidmaatschap van de Gemeenschap is.

Op 9 mei 1975 vinden er plechtigheden plaats ter herdenking van de 25e verjaardag van ‘de verklaring van Schuman'.

Op 12 juni 1975 dient Griekenland een officieel verzoek om toetreding tot de Europese Gemeenschap in.

In juli verzoekt de Raad Buitenlandse Zaken om tegen het einde van het jaar een verslag op te stellen om te komen tot een algemene rechtstreekse verkiezing van het Europees Parlement. In december 1975 komt de Europese Raad bijeen in Roe, Italië en neemt een besluit over de rechtstreekse algemene verkiezing van het Europees Parlement. In dezelfde maand wordt een verdrag ondertekend waardoor het Europese Parlement ruimere begrotingsbevoegdheden krijgt en waarbij een rekenkamer wordt opgericht. Dit verdrag zal in juni 1977 in werking treden.

Op 1augustus 1975 wordt de slotakte van de conferentie voor veiligheid en samenwerking in Europa door 35 landen ondertekend.

Ook is er in 1975 weer eens gekrakeel. Het gaat nu om schending van het Verdrag door Frankrijk, dat ondanks dit verdrag invoerrechten heft op wijn uit Italië. Het gevolg is een procedure voor het Europese Hof voor Justitie.

Op 7 januari 1976 publiceert Leo Tindemans, de minister-president van België, op verzoek van de staatshoofden en regeringsleiders een verslag over de Europese Unie. Op 1 en 2 april komt in Luxemburg een Europese Raad bijeen. De regeringsleiders bespreken voor de eerste maal het rapport-Tindemans van 7 januari over de Europese Unie.

In januari 1976 is er een financiële crisis in Italië. Het gevolg hiervan is dat dit land de officiële notering van buitenlandse valuta's tegenover de lire schorst om uit de problemen te komen. In een poging om de lire te ondersteunen neemt de Italiaanse regering op 4 februari maatregelen om de deposito's bij de Centrale Bank te verhogen en de toegestane wisseltermijn voor buitenlandse valuta's van exporteurs te beperken. Op 1 maart herneemt Italië de officiële notering van buitenlandse valuta's tegen de lire. Op 17 maart treft de Italiaanse regering maatregelen om een eind te maken aan de daling van de lire en om de openbare financiën te saneren. Op 5 mei machtigt de Commissie Italië maatregelen ter bescherming van de lire te nemen. Het land krijgt toestemming om bij de aankoop van deviezen en deposito's van lires in buitenlandse rekeningen een renteloos kasdeposito bij de Banca d'Italia voor een periode van drie maanden te eisen. Op 11 mei besluiten de presidenten van de centrale banken van de lidstaten, op verzoek van Italië, dat land monetaire bijstand op korte termijn te verlenen. Op 1 oktober keurt de Italiaanse regering het plan-Andreotti goed om door fiscale, monetaire en sociale maatregelen een eind te maken aan de daling van de lire.

Ook op het gebied van de algemene rechtstreekse verkiezingen van het Europees Parlement wordt in 1976 vooruitgang geboekt. Op 12 en 13 juni kot de Europese Raad in Brussel, België bijeen. De Raad bereikt een akkoord over het aantal en de verdeling van de zetels in het Parlement, dat via rechtstreekse verkiezingen zal worden gekozen. Op 20 september worden de instrumenten die moeten leiden tot de rechtstreekse algemene verkiezingen van het Europese Parlement vastgelegd en ondertekend.

Ook de toetreding van Griekenland tot de Europese Unie komt weer wat dichterbij. Op 9 februari spreekt de Raad zich uit voor het verzoek van Griekenland om toetreding tot de Gemeenschap. Op 27 juli worden de onderhandelingen voor de toetreding van Griekenland tot de Gemeenschap formeel geopend.

Op 8 april vindt een uitspraak van het Europese Hof van Justitie plaats, het arrest-Defrenne.
Het Hof beslist in dit arrest dat het beginsel van gelijke beloning voor mannen en vrouwen rechtstreeks toepasselijk is. Op 14 april wordt een verzoek van de Ierse regering om vrijstelling van de toepassing van dit beginsel van gelijke beloning voor mannen en vrouwen formeel afgewezen.

Ook op het gebied van de visserij vindt op 14 juli een uitspraak van het Europese Hof van Justitie plaats, het arrest-Kramer. In dit arrest omschrijft het Hof de respectieve rol van de Gemeenschap en haar lidstaten in het kader van de internationale visserij. Op 3 november besluit de Raad dat de lidstaten vanaf 1 januari 1977 hun visserijzones langs de aan de Noordzee en de Noordelijke Atlantische Oceaan gelegen kusten tot 200 mijl zullen uitbreiden. Dit besluit vormt het begin van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

(Wordt vervolgd...)

Maarten Veuger.