Van wederopbouw naar gemeenschap
De lange weg van het na-oorlogse Europa

In 1945 was Europa door het oorlogsgeweld verdeeld, ontheemd, ontredderd, plat geschoten en gebombardeerd. Dit alles als gevolg van de bezetting en het oorlogsgeweld van Nazi-Duitsland onder leiding van Adolf Hitler en zijn trawanten. Tientallen miljoenen mensen waren omgekomen, deels als gevolg van het oorlogsgeweld, deels door de door Adolf Hitler bevolen Endlösung van joden, zigeuners, communisten, homoseksuelen of andersdenkenden.
Nadat Nazi-Duitsland zich had overgegeven was iedereen ervan overtuigd dat een dergelijke oorlog in de toekomst voorkomen moest worden. Er moest door de wereld- en Europese leiders een manier gevonden worden om vrede en welvaart in Europa te garanderen.

Vanaf 1946 worden er diverse pogingen gedaan om een en ander te realiseren, maar het zal nog enkele jaren duren voor er daadwerkelijk sprake is van enige samenwerking binnen Europa op grotere schaal. Op 19 september 1946 wordt er door Winston Churchill in een redevoering een oproep gedaan om te komen tot een soort "Verenigde Staten van Europa". Op 17 december 1946 wordt in Parijs de Unie van Europese Federalisten opgericht. Op 14 mei 1947 wordt onder de hoede van Winston Churchill de United Europe Movement (Beweging voor Verenigd Europa) opgericht. Deze beweging is tegenstander van supra-nationale organen en voorstander van intergouvernementele samenwerking.

In Frankrijk sticht René Courtin op 1 juni 1947 de Conseil Français pour l' Europe Unie. Deze beweging zal in 1953 opgaan in de Europese Beweging. Op dezelfde datum vindt onder toezicht van de Christen-Democraten de oprichting plaats van de Nouvelles équipes internationales plaats, thans bekend onder de naam Unie van Europese Christen-Democraten (sinds 1965).

Op 3 juni 1947 wordt ook opgericht de "Socialistische Verenigde Staten van Europa". Deze beweging is sinds 1961 bekend onder de naam Europees Links.
Op 5 juni 1947 vindt een van de belangrijkste gebeurtenissen uit de naoorlogse Europese geschiedenis plaats: de afkondiging van het Marshallplan, een programma voor de wederopbouw van de Europese economie.

Het Marshallplan.
Op 5 juni 1947 komt de Amerikaanse minister van Buitenlandse zaken, generaal George C. Marshall, met een plan voor een grootscheeps hulpprogramma voor de in puin liggende economie van het na-oorlogse Europa. De afkondiging van het Marshallplan is in de geschiedenis befaamd als de "Harvard-rede", genoemd naar de Harvard-universiteit, waar deze rede door Marshall werd uitgesproken. Doel van het Marshallplan was om gezonde economische voorwaarden te scheppen en de bedreiging van de stabiliteit van de verschillende Europese landen tegen te gaan. Een van de motiveringen uit deze rede was: "Onze politiek is niet gericht tegen enig land of enige doelstelling, maar tegen honger, armoede, vertwijfeling en chaos".

George C. Marshall had al een lange carrière als militair achter de rug toen hij in 1947 Minister van Buitenlandse Zaken werd. Wat bij vele mensen niet echt bekend is, is dat hij het brein achter de invasie van Normandië in 1944 was, die uiteindelijk de verovering van West-Europa op de Duitse bezetter inluidde. Generaal Eisenhower en generaal Montgomery zijn bij de meeste mensen meer bekend als de invasie in Normandië ter sprake komt. De Marshallhulp was een daad van ongehoord grote generositeit van de Amerikanen en de Amerikaanse regering om het totaal verarmde Europa weer op de been te helpen.

Over het nut en de noodzaak van deze hulp van de Amerikanen verschillen de meningen. Alhoewel Marshall het hulpplan als louter humanitair presenteerde, lagen er ook politieke motieven aan ten grondslag. De hulp was onder andere een verlengstuk van de Truman-doctrine. Dit hield in dat volgens Harry Truman, de president van de Verenigde Staten, een halt moest worden toegeroepen aan het opdringende communisme en vrije volkeren te steunen die zich verzetten tegen totalitaire minderheden of tegen bedreigingen van buitenaf. De Amerikanen vreesden namelijk dat gebrek en armoede in het na-oorlogse Europa een voedingsbodem voor het communisme zou kunnen gaan vormen. De Marshallhulp zou West-Europa redden uit de klauwen van het communisme en dan met name de Russen. Tegenstanders en critici van de Amerikanen en van het Marshallplan beweerden dat het plan van de Amerikanen louter was bedoeld om er zelf beter van te worden.

De aanleiding van het Marshallplan was het enorme gebrek aan dollars in Europa. De meest essentiële en vitale importen werden in dollars betaald. Daarnaast kwam bovenop dit gebrek aan dollars de zeer slechte winter, die Europa in 1947 teisterde. Het gevolg hiervan was dat er in Europa een tekort was aan alles. De Amerikanen lieten het aan de Europese regeringen over om te bepalen wie wat aan dollars en waarvoor nodig had. Ze namen daarmee in grote mate de verantwoordelijkheid voor Europa, maar zonder macht te willen uitoefenen. De Amerikanen stelden zich dus in feite, gelet op de politieke macht die zij op dat moment hadden, zeer terughoudend op. Naast de bereidheid om dollars te verstrekken stond bevordering van de Europese samenwerking voorop. De Europese samenwerking moest een basis vormen voor duurzame vrede en economisch herstel in Europa. Opvallend in het plan was dat in een samenwerkend Europa er ook weer plaats zou zijn voor Duitsland. De tijd voor het najagen van puur nationale belangen moest volgens de Amerikanen voorbij zijn. Niet alleen werd de hulp aangeboden aan West-Europa, maar ook aan de Russen. Omdat in het Marshallplan sprake was van het opzij zetten van puur nationale belangen en er in de toekomst ook weer plaats zou zijn voor Duitsland, haakten de Sovjet-Unie en haar satellietstaten af. Stalin wilde wel financiële hulp, maar alleen op bilaterale basis, zonder bemoeienis van anderen.

De eerste conferentie in Parijs over de Marshallhulp was een vreemde vergadering omdat verschillende landen met verschillende achtergronden bij elkaar zaten. Zo zat Groot-Brittannië als niet-bezette overwinnaar aan tafel met verliezer Italië en het neutrale Zweden. Ook was men niet gewend om in elkaars boeken te kijken en elkaar gegevens te overhandigen om de behoefte aan dollars te bepalen. Zoals gebruikelijk probeerde elk land zoveel mogelijk voor zich zelf binnen te halen. De eigen problemen werden groter voorgesteld dan zij in werkelijkheid waren en de problemen van anderen werden verkleind. Voor de coördinatie van alle nationale wensen werd de Commissie voor Europese Economische Samenwerking opgericht. Deze commissie vormde via en aantal tussenstappen de aanzet voor de latere Europese Unie. Uiteindelijk kwam er natuurlijk een veel te omvangrijk hulpprogramma uit. In overleg met de Amerikanen werd dit aangepast. Het plan moest namelijk ook worden "verkocht" aan het Amerikaanse congres, dat uiteindelijk groen licht voor het Marshallplan moest geven.

De door de Amerikanen verstrekte hulp was een enorm succes, al leidde dat niet direct tot de door de Amerikanen gewenste intensievere samenwerking. In Nederland verliep de samenwerking, in tegenstelling tot sommige ander landen, tussen overheid, bedrijfsleven en vakbeweging goed. Ook was er in Nederland geen verzet tegen de hulp, zoals in andere landen. Uitgerekend per hoofd van de bevolking kreeg Nederland het meeste geld. Van de 20 miljard aan dollars, grotendeels in de vorm van een schenking en hulpgoederen, ontving Nederland 1 miljard dollar. Vergeleken met de huidige tijd komt dat overeen met 20 miljard gulden. Een enorm bedrag dus voor die tijd. Nederland sprong zuinig om met de toegewezen gelden en goederen, hetgeen door de Amerikanen zeer werd gewaardeerd. Dat bleek wel toen na een bezoek aan Italië, de Amerikaanse delegatie door premier Drees en zijn echtgenote bij hem thuis in hun sobere huis werden ontvangen. Zij kregen thee met mariabiscuitjes. Hun reactie: "In een land waar de premier zo woont en leeft wordt het geld niet over de balk gesmeten".

Op 1 januari 1948 trad het Beneluxverdrag in werking. Het Beneluxverdrag was een douane-unie tussen Nederland, België en Luxemburg. Op 17 maart 1948 wordt het verdrag van de West-Europese Unie ondertekend door België, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. In het kader van de uitvoering van het "Marshallplan" werd de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES) opgericht op 16 april 1948. Dit orgaan is thans bekend onder de naam OESO.

In de periode 7 tot en met 11 mei 1948 wordt door het Coördinatiecomité voor de Europese eenwording, het Europees Congres bijeengeroepen in den Haag. Aan dit congres nemen 800 afgevaardigden deel. Het Europees Congres wordt voorgezeten door Winston Churchill. Het congres doet een aantal aanbevelingen, die de eenwording in Europa moet bevorderen. Er wordt een oproep gedaan aan de Europese landen om te komen tot de oprichting van een Europese Beraadslagende Vergadering. Ook wordt opgeroepen om te komen tot een Europese Raad. Deze raad moet de politieke en economische integratie van de Europese landen voorbereiden. Aangeraden wordt ook om het handvest van de rechten van de mens te ondertekenen. De handhaving van deze rechten zou moeten worden verzekerd door het oprichten van een Hof van Justitie.

Het jaar 1949 wordt een belangrijk jaar. Allereerst wordt op 28 januari 1949 door Frankrijk, Groot-Brittannië en de Benelux-landen beslist om een Raad van Europa op te richten. Aan Denemarken, Ierland, Italië, Noorwegen en Zwitserland wordt om hulp gevraagd bij het opstellen van de statuten voor de Raad van Europa. Op 5 mei 1948 worden de statuten voor de Raad van Europa ondertekend in Londen. Op 3 augustus 1948 worden de statuten van de Raad van Europa van kracht. De eerste zitting van de Raadgevende Vergadering van de Raad van Europa vindt op 10 augustus 1949 plaats in Straatsburg in Frankrijk. De eerste voorzitter word de Belg Paul Henri Spaak.

Op 4 april 1949 wordt in Washington het Noord-Atlantisch verdrag ondertekend. Dit verdrag was een vergaand militair verbond tussen de Verenigde Staten en de West-Europese landen, waarbij verklaard werd dat, als een van de lidstaten van NAVO zou worden aangevallen, de overige deelnemende landen onvoorwaardelijk militaire steun zouden verlenen aan dit land. Recentelijk is dit nog in het nieuws gekomen na de terroristische aanslagen op het World Trade Centre in New York en het Pentagon in Washington.

E.G.K.S. (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal).
In feite is de oprichting van de E.G.K.S. een van de eerste daadwerkelijke samenwerkingsverbanden tussen een aantal landen uit West-Europa. Het voorstel om tot oprichting van de E.G.K.S. te komen komt van de Franse Minister van Buitenlandse Zaken Robert Schuman. Schuman heeft zich voor deze samenwerking laten inspireren door Jean Monnet. In een op 9 mei 1959 gehouden redevoering stelt Schuman voor dat Frankrijk, Duitsland en alle Europese landen, die wensen deel te nemen, de productie en het verbruik van kolen en staal samenvoegen. Dit voorstel is bekend onder de naam "Schuman-verklaring". De bedoeling van de E.G.K.S. was om de kolen- en staalindustrie onder één gemeenschappelijk bestuur te plaatsen. De keuze voor deze takken van industrie werd gemaakt, omdat deze beide industrieën onmisbaar waren voor het produceren van wapens. Een andere reden om tot de oprichting van de E.G.K.S. te komen was om de relatie tussen Frankrijk en Duitsland, welke twee landen in vele oorlogen tegenover elkaar hadden gestaan, te verbeteren. Bovendien waren kolen in die tijd net zo belangrijk voor de economie als olie in deze tijd.

De onderhandelingen liepen zeer voorspoedig. Reeds op 3 juni 1950, derhalve nog geen maand na de "Schuman-verklaring" werd deze verklaring ondertekend door België, Frankrijk, Luxemburg, Italië, Nederland en Duitsland. Tijdens een vergadering van 26 tot en met 28 augustus 1959 wordt het Schuman-plan goedgekeurd door de Raad van Europa. Op 18 april 1951 wordt de oprichting van de E.G.K.S door de zes deelnemende landen ondertekend. Dit verdrag is bekend geworden onder de naam het "Verdrag van Parijs". In de zomer van 1952 wordt het verdrag goedgekeurd door de nationale parlementen van de zes deelnemende landen. De E.G.K.S. is supranationaal van opzet. Door deelname aan de E.G.K.S. droegen de deelnemende landen een stuk van hun soevereiniteit over aan dit orgaan.

Voor een verdergaande samenwerking tussen de Europese landen was nog van belang de oprichting op 19 september 1950 van de Europese Betalingsunie. Deze betalingsunie moest een grote verscheidenheid aan financiële regelingen, die in de diverse landen bestonden, gaan reguleren en zo nodig gaan samenvoegen.

Ik sluit dit eerste deel van deze serie artikelen af met het gegeven, dat op 4 november 1950 het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in Rome, Italië wordt ondertekend.

(Wordt vervolgd...)

Maarten Veuger.