Farley's Follies

Tegenwoordig houden ambtenaren in openbare functies zich netjes aan de regeltjes, althans dat mag je hopen. Ook gebeurt het heden ten dagen maar weinig dat postzegels aanleiding geven tot controversies en heftige discussies in de pers, wat dat betreft is de filatelie een tamelijk 'bezadigd' gebeuren. Dat was in de jaren '30 in de Verenigde


James A. Farley
Staten wel even anders, toen postzegels regelmatig voorpaginanieuws in de kranten opleverde. Aanleiding voor dit alles was de benoeming van was James A. Farley tot Postmaster General (directeur posterijen, met de status van minister) onder de regering van Franklin D. Roosevelt. Wat er in die jaren gebeurde schetst dit verhaal.

James Aloysius Farley, een zoon van Ierse immigranten, had in het geheel geen verstand van postzaken. Maar als voorzitter van de Democratic National Committee en campagneleider voor presidentskandidaat Franklin D. Roosevelt was hij een belangrijk en vooraanstaand figuur in de Democratische partij. Als uitgekookte zakenman wist hij des te meer van moderne marketing en verkoopmethoden. Door op een gewiekste


President Franklin D. Roosevelt
manier de media te gebruiken wist hij grote bevolkingsgroepen zoals de katholieken, de vakbonden en industriëlen achter de standpunten van Roosevelt te krijgen. Als dank voor zijn inspanningen in Roosevelt's verkiezingscomité werd Farley na de eclatante overwinning van de president in 1932 benoemd tot Postmaster General.

Zoals bekend was Franklin Roosevelt een fervent filatelist, iets wat hij bij allerlei gelegenheden te berde bracht. Hij bemoeide zich tijdens zijn regeringsperiode actief met de uitgifte van de postzegels van de Verenigde Staten, waarbij hij regelmatig wijzigingen in de ontwerpen liet aanbrengen. Onder leiding van James Farley werd de uitgifte van postzegels energiek aangepakt, waarbij hij gebruik maakte van zijn


Newburgh
eerder al zo succesvol gebleken verkoopmethoden. De eerste zegels die onder zijn leiding werden uitgegeven waren die gewijd waren aan de Vredesproclamatie van Newburgh in 1783 (Scott 727) en de zegels ter gelegenheid van de

Chicago Fair 1933
'Century of Progress' tentoonstelling in 1933 in Chicago (Scott 728-731). Toen de eerste vellen van deze regels bij het Bureau of Engraving and Printing, de Amerikaanse Staatsdrukkerij, van de persen kwamen was Farley erbij om aan de uitgifte extra cachet te geven. En toen de eerste zegels te koop werden aangeboden was hij er wéér, nu in het gezelschap van een grote schare fotografen. Foto’s van deze gebeurtenis haalden alle kranten, wat zijn uitwerking had op de omzetcijfers. Want velen, ook niet-verzamelaars, wilden de zegels waarom zoveel te doen was in hun bezit hebben.

Vanaf dat moment waren de controverses over de Amerikaanse postzegels niet van de lucht, vaak aangewakkerd door Farley zelf. Zo verscheen in augustus 1933 een zegel ter ondersteuning van de National Recovery Act, Roosevelts programma voor nationaal herstel in de diepe depressie waaronder het land gebukt ging (Scott 732). Door


National Recovery Act
tegenstanders werd dit programma het 'Blue Eagle fiasco' genoemd, naar het logo ervan dat een blauwe adelaar vertoonde. Zodra alle postkantoren met deze zegel bevoorraad waren bracht Farley, rechtstreeks of via omwegen, bij een groot aantal journalisten tegenstrijdige berichten in omloop, waarover binnen de kortste keren krantenkolommen vol werden geschreven. Het communisme was in die tijd in de USA een

New Deal zegel met
blauwe adelaar
brandend probleem en al gauw werd er beweerd dat aan de N.R.A.-zegel duidelijk de sympathie van Roosevelt voor de Sovjets te zien was. De afgebeelde boer droeg immers een zeis, en de arbeider ernaast had een voorschoot aan naar Russisch model. En de kantoorman die meeliep was Franklin Roosevelt zèlf! (We weten nu dat de president in het oorspronkelijke ontwerp deze kantoorman een snorretje had laten geven, omdat hij teveel op hem leek). Of dit nu allemaal waar was of niet, er werden bijna 2 miljard stuks van deze zegel verkocht, een absoluut record voor die tijd.


Maryland tercentenary
Toen Farley het jaar daarop een postzegel van 3 cents, uitgegeven ter gelegenheid van de herdenking van 300 jaar Maryland (Scott 736) in karmijnroze liet verschijnen in plaats van het door de Wereldpostvereniging voorgeschreven paars, was de boot weer aan. Een beter bewijs van de rode gezindheid van de 'Rooseveltkliek' kon immers niet worden geleverd! Maar... de loketten werden zowat bestormd, de omzet was enorm en dat was precies de bedoeling van Farley.

De grootste publiciteit echter kreeg de moederdagzegel uit 1934 (Scott 737), gebaseerd op het beroemde schilderij 'De Moeder' van James


McNeill Whistler uit 1871. Wekenlang schreven journalisten, kunstredacteuren, critici en commentatoren er de kranten over vol. De één vond dat het beroemde schilderij geweld was aangedaan, omdat moeder's benen waren afgehakt, de ander was vol lof over deze ingreep van de Post: zó kwam moeder er veel mooier uit. De één vond de toegevoegde vaas met anjers een prachtige vondst, de ander meende dat die vaas nooit meer dan een dubbeltje kon hebben gekost. Plots circuleerden er geruchten dat de zegel wegens de foutieve afbeelding uit de verkoop zou worden genomen. En dus... werden er steeds meer van verkocht. De geruchten bleken uiteraard loos.


'The Boss'
James Farley gaf de stoot tot een zeer omvangrijk postzegel-uitgifteprogramma. Maar hij deed méér voor de filatelie: hij bezocht postzegelclubs en -tentoonstellingen, zette zijn deur open voor iedereen die een praatje over postzegels wilde maken met de Postmaster General en hij legde een lijst aan van personen aan wie hij elke nieuwe postzegel op een enveloppe toezond, op de eerste dag van uitgifte. Farley kon het ook best vinden met de president, 'The Boss' zoals hij hem noemde, die immers een verwoed postzegelverzamelaar was en zich actief bemoeide met elke nieuwe uitgifte. Maar één keer dreigde er onenigheid, toen besloten was tot de uitgifte van een serie van 35 zegels gewijd aan beroemde Amerikanen. Farley stelde voor een zegel van 2 cent op te

McCormick
nemen met het portret van Cyrus Hall McCormick, de uitvinder van de oogstmachine. De president voelde er echter niets voor om op die manier een voorvader te eren van de hem zo vijandig gezinde eigenaren van de Chicago Tribune. Ze maakten er een week lang ruzie over. Tenslotte gaf Roosevelt toe, maar op voorwaarde dat McCormick zou verhuizen van de 2 cent waarde naar de veel minder gebruikte 3 cent. En aldus geschiedde! (Scott 891).


Ongetande versie van de Byrd-expeditie zegel
Maar dan de affaire rond Farley's Follies, die een smet wierp op het blazoen van deze energieke Postmaster. In zijn ijver om bij de president in een goed blaadje te komen maakte hij er een gewoonte van om van elke nieuwe postzegeluitgifte, direct bij de drukpers, een aan-tal vellen zegels mee te nemen. Op twee uitzonderingen na waren deze vellen nog niet afgewerkt, dus nog zonder tanding en gom. Van deze complete vellen gaf hij er één aan de president, een aan de minister van binnenlandse zaken Harold L. Ickes, de enige andere postzegelverzamelaar in Roosevelt's kabinet, en één aan de secretaris van de president Louis Howe. Ook gaf hij verschillende politieke vrienden en hooggeplaatste personen bij de posterijen een vel en bewaarde hij een exemplaar voor elk van zijn drie kinderen, van wie hij hoopte dat zij ook met deze hobby zouden beginnen. De vellen, waarvan een aantal door Farley en de president van een handtekening op de velrand werd voorzien, waren niet voor het grote publiek beschikbaar. Al met al deed Farley dit bij twintig uitgiften.


Heruitgave Wisconsin-zegel
Toen een van deze vellen toch in de handel kwam ontstond er grote beroering in de filatelistische wereld: een Postmaster General die z'n eigen postzegelrariteiten creëerde! Toen een postzegelhandelaar in New York bekend maakte dat hij een door Farley getekend, ongetand en ongegomd vel van de moederdagzegel in z'n bezit had en deze had laten verzekeren voor $ 20.000,-, was ook het grote

Roosevelt, de filatelist, greep persoonlijk in
publiek ontzet. Geschat werd dat Farley inmiddels zo'n 160 speciale vellen had rondgedeeld, en bij een waarde van twintigduizend dollar per vel zou het dus gaan om een totale waarde van 3,2 miljoen dollar! Er werd geopperd dat alle vellen ingeleverd en vernietigd moesten worden, maar dit bleek ondoenlijk. De verontwaardiging was zó groot dat de kwestie in het Congres werd behandeld, en Franklin Roosevelt Farley persoonlijk opdroeg met deze praktijk te stoppen.


Farley's reprint van de Yellowstone-zegel
Uiteindelijk kwamen de Posterijen zelf met een oplossing: de heruitgave van alle zegels die sinds 4 maart 1933 waren uitgegeven, in ongetande en ongegomde vellen (behalve de eerste twee uitgiften), en in ruime aantallen zodat ze aan de vraag van het publiek konden voldoen. De herdruk van de twintig zegels begon op 15 maart 1935 (Scott 752-771). Ze werden aangeduid als 'Farley Special Printings', maar het grote publiek noemde ze als snel 'Farley's Follies', de dwaasheden van Farley. Tegenwoordig zijn deze zegels vrij eenvoudig te krijgen en niet veel

Byrd-zegel met blauwe lijn over de perforatie
waard. Doordat ze ongetand zijn kunnen de zegels gemakkelijk worden onderscheiden van de originele uitgaven op de eerste twee uitgaven na, die vrijwel niet van de originele zegels zijn te onderscheiden. Zo is bij de herdruk van de 3 cent Byrd Atlantic uitgave (Scott 753) het enige verschil een blauwe lijn die verticaal over de tanding loopt, die bij de originele zegel (Scott 733) niet voorkomt.


Farley reprint van de Mesa Verde-zegel
Ondanks deze opmerkelijke misstap gold James Farley in zijn tijd als een 'stamp-collectors friend', omdat hij een enorme aanzet wist te geven tot het verzamelen van postzegels. Maar er was ook kritiek: het grote aantal nieuwe uitgiften betekende een aanslag op de portemonnee van de verzamelaar, en dat in een economisch slechte tijd. Maar ondanks dat

Farley reprint van de Zion-zegel
steeg het aantal verzamelaars enorm, op een gegeven moment was het aantal bestellingen zó groot dat de Filatelistische Dienst van de Posterijen vijf maanden nodig had om alle orders af te werken.

In 1940 trad James Farley af als Postmaster General, na onenigheid met de president over diens campagne voor een derde ambtstermijn. Geen enkele Amerikaanse president had meer dan twee ambtstermijnen gediend, en Farley was faliekant tegen Roosevelt's campagne voor een derde ronde. Farley werd opgevolgd


Herdruk van 'Mothers of America'
door Frank C. Walker die het postzegelbeleid van zijn voorganger drastisch veranderde, uitgaande van het principe 'hoe minder nieuwe postzegels hoe beter'. Hoe men ook over Farley moge denken, het feit is en blijft dat hij onze mooie hobby in de Verenigde Staten een geweldige impuls heeft gegeven.

Ton Vis


Bewerking van een artikel in Phila-Media van oktober 2009, het contactorgaan van de Postzegelverzamelaars Vereniging 'Utrecht en Omstreken'.



Herdenkingsvelletje uit 1936, waarop de naam van
James A. Farley vermeld staat