Rowland Hill, een portret

We kennen hem allemaal als de 'uitvinder' van de postzegel, maar eigenlijk had Rowland Hill helemaal geen betrekkingen of bemoeienis met de posterijen. Net als zijn vader en broers zat hij in het onderwijs, waarbij hij door zijn afkomst, opvoeding en ontwikkeling een brede maatschappelijke belangstelling genoot.


In dit artikel een portret van deze bescheiden, erudiete persoon, die met z'n revolutionaire ideeën een totale ommekeer in het postwezen wist te bewerkstelligen.

Rowland Hill werd op 3 december 1795 geboren in Kidderminster, Worcestershire, als derde zoon van Thomas Wright Hill. Toen hij zeven jaar oud was kreeg zijn vader de leiding over een kostschool in Birmingham, waar ook de jonge Rowland zijn opleiding zou krijgen. Al jong hielp hij bij het vele werk in de school, waar hij al op twaalfjarige leeftijd als student-onderwijzer te werk werd gesteld. Rowland had een brede belangstelling, deed graag uitvindingen en experimenteerde met -voor die tijd- moderne mechanische vindingen.


Veelal wordt Rowland Hill geportretteerd met de eerste postzegel, de Penny Black
In een tijdperk waarin lijfstraffen op school nog heel gewoon waren, werden de leerlingen in de school van Hill gestimuleerd met vriendelijke woorden en beloningen, in plaats van straffen en autoritair gedrag. Rowland Hill en zijn broers voerden dit systeem verder door toen de familie in 1819 de Hazelwood School in Birmingham openden, een school die was ontworpen door Rowland Hill zelf. Het was waarschijnlijk de eerste school in Engeland die door gas werd verwarmd, waarbij de warme lucht door leidingen en luchtroosters werd verspreid. Er waren zes klaslokalen, een grote centrale hal met podium, handwerkruimten, een laboratorium, studiezalen, een kantine, zwembad en sportvelden.

De opleiding op Hill's school bod een breed programma: schrijfkunst, Engels (met inbegrip van retorica en drama), aardrijkskunde, geschiedenis, wiskunde, Frans, Italiaans, Latijns of Grieks en bijvakken als lichamelijke oefening, kunst, hout- en metaalbewerking, wetenschap en toegepaste wiskunde, waaronder astronomie en landmeetkunde werden gerekend. Stages en excursies buiten de school vormden een onderdeel van de opleiding. Door goed hun best te doen of deel te nemen aan speciale projecten konden leerlingen op school munten verdienen, die ingeruild konden worden voor bepaalde privileges.

In 1820, toen Rowland Hill 25 jaar oud was, kreeg hij de dagelijkse leiding over de school. Hij gebruikte zijn buitengewone administratieve capaciteiten om de school efficiënt en zeer georganiseerd te leiden. In 1822 publiceerde hij, samen met zijn oudere broer Matthew, een boek over het onderwijssysteem op zijn school, getiteld 'Plans for the Government and Liberal Instruction for Boys in Large Numbers, Drawn from Experience'. Hierdoor kreeg de school veel publiciteit in de toenmalige tijdschriften. Buitenlandse bezoekers bezochten de school en schreven er hun kinderen in. Het succes was zó groot dat in 1826 niet minder dan 150 jongens bij de school stonden ingeschreven.


Rowland Hill zelf onderwees aan de leerlingen de vakken wiskunde en wetenschap, zowel op de school in Hazelwood als in Bruce Castle, een dependance die in 1827 in noord-Londen (Tottenham) geopend werd. Hill was van plan om wetenschap een verplicht vak te maken voor alle studiejaren, omdat hij ervan overtuigd was dat Brittannië een voorsprong in wetenschap en techniek nodig had om de economische en technologische voorsprong in de wereld te behouden. Hij onderwees de jonge studenten in de basisprincipes, om in latere jaren over te gaan op meer gespecialiseerde onderwerpen. Ongeveer 12 uur per week werd er besteed aan de lessen techniek en wetenschap.

De ouders uit de middenklasse hadden echter bezwaren tegen deze omvattende studie gewijd aan de wetenschap, en wensten een einde aan deze verplichte studieuren. Door deze tegenstand ging de gezondheid van Hill achteruit, en in 1833 besloot hij zijn functie als schooldirecteur neer te leggen, ten gunste van zijn broer Arthur Hill die deze post bekleedde tot zijn pensionering in 1866.


In 1832 publiceerde Rowland Hill en pamflet getiteld 'Home Colonies: a Plan for the Gradual Extinction of Pauperism and the Dimiution of Crime', gebaseerd op een project dat in Holland was uitgevoerd. In deze jaren stuurde Brittannië vele emigranten op de 25.000 km lange zeereis naar Australië, die voor velen in een ramp eindigde. Hoopvolle landverhuizers werden gepropt in kleine boten, zonder voldoende voedsel en water, zodat velen tijdens de reis of vlak na aankomst door ziekte of uitputting overleden.

Op een trip kwam Rowland Hill in contact met Edward Gibbon Wakefield, die hem overhaalde om mee te werken aan de kolonisatie van zuidelijk Australië, omdat er iemand nodig was om deze onderneming te organiseren. Hill werd aangesteld als secretaris bij de South Australian Colonization Commission, werk dat precies op zijn lijf geschreven was.


Emigranten konden alleen naar Australië gaan als zij een bijdrage konden leveren aan de nieuwe gemeenschap: vaklieden en handwerkers met speciale vaardigheden. Men moest goede karakterreferenties hebben en over een goede gezondheid beschikken. Daarbij moesten de mannen getrouwd zijn. Hill regelde kleine schepen waarover hij meer controle had en betaalde de kapiteins en scheepseigenaars een bedrag naar rato van het aantal mensen dat in Australië arriveerde, en niet naar rato van het aantal mensen dat inscheepte. Ook stelde hij strikte eisen aan de voorzieningen en het voedsel aan boord. Hij huurde 38 schepen die meer dan 5.000 immigranten naar South Australia vervoerden, zonder een enkel ernstig incident.

In de jaren dat Rowland Hill werkte voor de South Australian Colonization Commission, van 1835 tot 1839, werkte hij samen met zijn broer Edwin die ingenieur was. Samen ontwikkelden en patenteerden zij in 1835 een rotatiedrukpers, die kon drukken vanaf rollen papier in plaats van vellen, die stuk voor stuk ingelegd moesten worden.


Ook kreeg hij in deze jaren belangstelling voor het slechte functioneren van het postwezen, dat duidelijk niet berekend was op de toenemende groei was brie-venpost. Het verhaal gaat dat Rowland Hill's interesse al op jeugdige leeftijd was gewekt, toen een postbode een brief bij zijn familie bezorgde. In die tijd waren de posttarieven gebaseerd op de afstand die de brief had afgelegd en het aantal vellen papier waaruit de brief bestond, waarbij de ontvanger de portokosten diende te betalen. De familie kon het posttarief niet direct op tafel leggen, waardoor de achtjarige Rowland snel naar de stad werd gestuurd om wat oude kledingstukken te verkopen, om zo de bode te kunnen betalen. Misschien is het deze gebeurtenis geweest die hem ertoe bracht om na te denken over een beter postsysteem.

Rowland Hill bestudeerde een enorme hoeveelheid aan overheidsdocumenten met betrekking tot het Postbedrijf, die hem toegestuurd werden door Robert Wallace, een parlementslid dat voorstander was van een postale hervorming. Een van de verbazingwekkende feiten die Hill ontdekte, was dat de kosten voor het versturen van een brief niets te maken had met de afstand. Een


van de grootste kostenposten voor het Postbedrijf was de tijd die de postbode moest wachten tot hij betaald werd door de ontvanger, gemiddeld vijf minuten per bezorgde brief. Bij een test had een postbode anderhalf uur nodig om 67 brieven te bezorgen waarbij de ontvangers de portokosten moesten betalen. Werd er geen betaling verlangd dan kon hij in diezelfde tijd 570 brieven bezorgen. Daarbovenop kwamen de kosten voor kantoorklerken die nodig waren om de ingewikkelde tarieven te berekenen, en de tijd die nodig was om de brieven te administreren en de betalingen van de ontvangers te verwerken. Het systeem werkte ook fraude in de hand. De ontvanger van een brief kon eenvoudig, zonder opgave van redenen, een zending weigeren en hoefde dan niets te betalen. Enveloppen konden voorzien worden van speciale codes of merktekens,

als de ontvanger de enveloppe bestudeerd had kon deze simpel worden teruggegeven. En geen wonder dat er veel post geretourneerd werd: de tarieven waren exorbitant hoog. Zo kostte een brief van één velletje van Londen naar Edinburgh niet minder dan 1 shilling en 1½ pence, bij twee vellen 2 shilling 3 pence en bij drie vellen 3 shilling en 4½ pence. De kleinste bijlage in een brief werd al als een extra vel beschouwd. Je moest daardoor een flink bedrag beschikbaar hebben als de postbode aan de deur kwam!

Kortom, Hill was ervan overtuigd dat het huidige postsysteem de economische groei van het land in de weg bleef staan. Hij verzamelde alle gegevens die voor de Post Office van toepassing waren en schreef een pamflet getiteld 'Post Office Reform, its Importance and Practicability' (Postale hervorming: haar belang en uitvoerbaarheid). Dit pamflet werd in vier edities uitgegeven in 1837 en 1838.


De beroemde medaille van William Wyon, die als basis diende voor het portret op de Penny Black
In zijn geschrift stelde Hill voor om één vooruitbetaald tarief in te voeren voor alle binnen-landse brievenpost, naar rato van gewicht maar ongeacht de afstand. De werkelijke kosten om een brief te vervoeren van Londen naar Edinburgh was in die tijd ongeveer 1/36 deel van een penny. Zijn voorstel was dan ook om het tarief zo laag mogelijk te houden, bijvoorbeeld één pence. De inkomsten van de Post Office zouden aanvankelijk dalen, maar sterk toenemen in de toekomst

De gravure uit 1834, gemaakt voor de vervaardiging van Wyon's medaille
omdat veel méér mensen door dit lage tarief van de postdienst gebruik zouden gaan maken. Vóórdat Hill het pamflet publiceerde vroeg hij een gesprek aan met de minister van financiën, die hem in december 1836 ontving. Hill wilde altijd zijn voorstellen bij de hoogste autoriteit verdedigen, maar in dit geval had dat geen enkel resultaat.


Wyon medaille en Penny Black
De kranten waren direct geïnteresseerd in het revolutionaire idee van Hill, en schreven er veel over. Ten tijde van de publicatie was er een parlementaire commissie ingesteld om de problemen bij het Postbedrijf te onderzoeken, en zij vroegen de schrijver van het pamflet een mondelijke uitleg te komen geven. Op de vraag hoe hij de vooruitbetaling dacht te verwezenlijken kwam Hill met een voorstel.

Mensen die post wilden versturen konden speciale voorgefrankeerde enveloppen of postbladen kopen, en zij die hun brieven naar het postkantoor in ongefrankeerde omslagen brachten zouden daar 'een stukje papier kunnen kopen net groot genoeg om het poststempel te kunnen dragen, aan de achterzijde voorzien van gom of was die, door deze te bevochtigen, op de brief zou kunnen worden geplakt, dit om te voorkomen dat de brief moest worden overgepakt in een voorgefrankeerde enveloppe.'

Zo werd het idee van de postzegel geboren. De Postmaster General, Lord Lichfield, was allesbehalve enthousiast. Hij zei letterlijk: 'met respect voor het plan dat de heer Hill heeft voorgelegd, van alle wilde en visionaire voorstellen waarvan ik ooit gehoord of gelezen heb, is dit de meest buitensporige'. William Maberly, secretaris-generaal van de Post Office, fulmineerde: 'het is een belachelijk plan, zonder enige feitelijke onderbouwing en volledig gebaseerd op veronderstellingen.'


Rowland Hill ontving in 1864 een onderscheiding van de Royal Society of Arts
De vele publiciteit rond dit onderwerp had echter de publieke belangstelling gewekt. Handelaren, kooplieden en bankiers vonden het bestaande systeem corrupt en een belemmering voor de handel. Zij vormden een 'handelscommissie' ter ondersteuning van Hill's plan en drongen aan op invoering. Onder deze druk vanuit de samenleving en vele petities met handtekeningen, kreeg op 27 augustus 1839 de Penny Postage Act koninklijke goedkeuring. Hill nam ontslag bij de South Australia Colonization Commission en in september werd hij voor twee jaar aangesteld bij het Ministerie van Financiën om de wet te helpen uitvoeren. Helaas kreeg hij in deze functie geen enkele echte bevoegdheid.


Deze brief is gepost op zaterdag 4 april 1840, één maand voor de invoering van de postzegel. De rode streep geeft aan dat de porto van 1d is betaald.
De posttarieven werden vrijwel direct verlaagd, van 4 pence ingaande 5 december 1839 naar het beoogde tarief van één penny op 10 januari 1840, zelfs voordat er postzegels of briefomslagen konden worden gedrukt. De omvang van de post groeide daardoor aanzienlijk: alleen al tussen november 1839 en februari 1840 was er een groei van 120%.

Enkele ontwerpen aangedragen in de Treasury Competition
Toen het besluit tot invoering van de uniforme posttarieven eenmaal genomen was moest er een ontwerp komen voor de postzegel en het briefpapier. Het Ministerie van Financiën schreef hiervoor op 23 augustus 1839 een prijsvraag uit, de 'Treasury Competition'. Hierin werden kunstenaars, ontwerpers en wetenschappers gevraagd om met ontwerpen te komen. De eerste prijs zou 200 pond zijn, de tweede prijs 100 pond, de sluitingsdatum werd gesteld op 15 oktober 1839. Ondanks dat er meer dan 2600 ontwerpen werden ingediend, kon geen van deze de goedkeuring van Hill wegdragen. Hij maakte daarop zelf een ontwerp, waarbij hij wel enkele suggesties uit de Treasury Competition op onderdelen gebruikte, zoals de machinaal vervaardigde achtergrond van de zegel. Een ander idee dat hij overnam was dat van de hoekletters, dit om vervalsing te voorkomen. Van Benjamin Cheverton nam Hill de suggestie over om de zegels in vellen van 240 exemplaren te drukken, en wel 20 rijen van 12 zegels.

Eerste proef van de Penny Black, nog zonder rozetten en hoekletters
Dit maakte het rekenen aan het loket makkelijk: een heel vel kostte één pond, een rij van 12 zegels kostte een shilling. Het portret van de vorstin liet Hill graveren naar de afbeelding van Koningin Victoria op de City Medal van William Wyon uit 1837, een penning die vervaardigd werd toen Victoria nog pas 15 jaar oud was. Haar hele verdere leven zou dit jeugdige portret de Britse postzegels blijven sieren. Voor het ontwerp van het voorgefrankeerde briefpapier benaderde hij de toentertijd beroemde illustrator William

Een latere proefdruk in kleur
Mulready. Dit ontwerp werd door het publiek echter dusdanig bespot dat het al snel uit de verkoop werd teruggetrokken.

Op 6 mei 1840 was het zover, de eerste postzegel en lettersheet werden aan de loketten verkocht en in gebruik genomen. Het succes van de hervorming was overduidelijk, binnen het Verenigd Koninkrijk steeg het aantal verzonden brieven van bijna 76 miljoen in 1839 naar 168 miljoen in 1840, en in 1850 was dit aantal al meer dan 347 miljoen stuks.


Het Mulready postpapier was maar een kort leven beschoren
Ook in het buitenland bleef de posthervorming in Engeland niet onopgemerkt. Al snel werd het systeem door andere landen overgenomen en ging men over tot de introductie van postzegels: Brazilië in 1843, USA en Mauritius in 1847, Frankrijk en België in 1849. In 1860 waren postzegels al in 85 landen in gebruik.

Ondanks alles wat er door Hill bereikt was traineerde de directie van de Post Office verdere pogingen om een grotere efficiency door te voeren. Hoewel Hill al een jaar langer werkte dan zijn aanvankelijke tweejarige aanstelling, werd zijn contract in september 1842 beëindigd toe er een nieuwe regering aantrad.

Hill bleef niet lang werkeloos: de London and Brighton Railway bood hem direct een post aan als directeur, en later als voorzitter van de raad van bestuur. Tussen 1843 en 1846 voerde hij vele verbeteringen


De beroemde eerste postzegel ter wereld, de Penny Black
in zoals een verlaging van de tarieven tussen Londen en Brighton, speciale excursietreinen, meer comfort in de rijtuigen, een efficiëntere verbinding en ook propageerde hij het idee van forensenvervoer: werken in Londen en wonen in het modieuze Brighton aan zee.

Maar zijn hart lag nog altijd bij de posterijen en hij vertelde zijn medewerkers dat als hij teruggeroepen werd, dat hij dan zeker zou gaan. Dit gebeurde in november 1846, toen hij werd aangesteld als secretaris van de Postmaster General. Zijn tegenstander, Colonel Maberly, was echter nog steeds directeur van de posterijen, en dus


Het standbeeld van Rowland Hill in King Edward Street
zijn superieur. Hill wist in 1854 eindelijk deze gewilde positie te bemachtigen. Tot zijn pensionering in 1864 ten gevolge van een matige gezondheid voerde hij in het postwezen talloze verbeteringen in.

Koningin Victoria verhief Rowland Hill in 1860 in de adelstand voor zijn verdiensten voor het rijk, als Knight Commander in the Order of the Bath (KCB). Ook werd hij Fellow van de Royal Society of Arts en kreeg hij een eredoctoraat van de Universiteit van Oxford.

Sir Rowland Hill overleed in Hampstead op 27 augustus 1879, op de leeftijd van 84 jaar. Hij werd bijgezet in Westminster Abbey op 4 september 1880, na een herdenkingsdienst te zijner ere waarbij veel vooraanstaande personen aanwezig waren. In de St. Paul's Chapel in Westminster Abbey is een buste van Rowland Hill te bewonderen. Ook staat er een standbeeld van Hill voor het Londense hoofdpostkantoor in King Edward Street.

Ton Vis