Indonesië, vreemd en toch vertrouwd

Het eilandenrijk Indonesië roept bij veel Nederlanders nog altijd nostalgische herinneringen op. De schitterende en natuur, het tropische klimaat, het exotische eten en de soms mysterieuze volksgebruiken hebben een grote aantrekkingskracht op ons, nuchtere westerlingen. Multatuli schreef in zijn beroemde werk 'Max Havelaar' in zeer lyrische bewoordingen over 'het rijk van Insulinde, een gordel van smaragd'. Het was dan ook niet verwonderlijk dat Nederland in 1949 slechts met grote moeite afstand kon doen van haar koloniale aanspraken, hiertoe gedwongen door de Verenigde Naties. In dit verhaal laten we u nader kennismaken of wellicht hernieuwd kennismaken met het land, de bevolking en de cultuur van Indonesië.

Eerst even wat algemene informatie: Indonesië omvat 13.670 eilanden met een totale oppervlakte van 1.948.700 vierkante kilometers. Van west naar oost meet het land ruim 5.100 km, van noord naar zuid zo'n 1600 km.. Het bevolkingsaantal is ruim 210 miljoen mensen, wat Indonesië het vijfde dichtstbevolkte land ter wereld maakt. De hoofdstad is Jakarta, met ruim 9 miljoen inwoners. De belangrijkste godsdienst is de Islam.

Geschiedenis
Er wordt aangenomen dat de oudste bewoners van de Indonesische archipel afkomstig waren uit India of Birma. In 1890 werden fossielen gevonden van de Java mens (homo erectus), die zo'n 500.000 jaar oud waren. Latere migranten (Maleiers) kwamen uit Zuid-China en Indochina, en zij gingen rond 3000 voor Christus de eilanden bevolken. Krachtige volken vestigden zich op Sumatra en Java tegen het eind van de 7de eeuw, zoals het rijk van de Boeddhistische Srivijaya en het Hindoeistische Mataram koninkrijk. Het laatste echte Hindoe-rijk was Majapahit, dat gegrondvest werd in de 13de eeuw. Het oprukken van de Islam vanaf de 14de eeuw dwongen de Majapahit om zich in de 15de eeuw terug te trekken op het eiland Bali.

Tegen het einde van de 15de eeuw had zich in deze regio een sterk moslimrijk gevestigd met als centrum Malakka op het Maleisisch schiereiland. Haar macht was van korte duur en werd overgenomen door de Portugezen in 1511. De Hollanders veroverden de plaats van de Portugezen en begonnen ook de Indonesische eilanden te ontwikkelen. De Vereenigde Oostindische Compagnie, gevestigd in Batavia, beheerste de wereldhandel in specerijen en had in de 18de eeuw het bestuur over heel Java. Toen de VOC in verval raakte nam de Hollandse regering aan het begin van de 19de eeuw het bestuur over en breidde dit tot het begin van de 20ste eeuw tot de hele archipel, van Atjeh tot Bali.

De revolutieperiode 1945-1949
Nederland heeft nooit de feitelijke macht gehad in heel Nederlands Indië, hooguit over zo'n 20-25% van het huidige Indonesië, en dan nog voornamelijk op Java en Sumatra. Tot 1870 lag de feitelijke macht bij de diverse koninkrijken op de eilanden, die een grote mate van vrijheid kenden en daardoor heel welwillend en zonder veel problemen met de Hollanders wilden samenwerken. De inheemse maatschappij heeft ook dan nog relatief weinig westerse invloeden ondergaan en heeft in basis een islamitisch karakter met Hindoestaanse invloeden die dateren van voor de 15de eeuw. Vanaf 1870 intensiveren de contacten met de westerlingen zich en neemt de bevolking in toenemende mate westerse culturele elementen over. De onderwerping van Atjeh (na 1873), die de oppermacht van Nederland moet bevestigen, verloopt gelijktijdig met een meer liberale economische politiek die voor Nederland een groot succes werd. In de eerste decennia van de twintigste eeuw is zeker 14% van het Nederlands volksinkomen afkomstig uit de Oost. De Indonesiërs waren hierbij de leveranciers van grond en arbeid.

Rond 1900 breekt het besef door dat ook het lot van de inheemse bewoners in Indië verbeterd moet worden, zowel op materialistisch als geestelijk gebied. Hierbij richt men zich ook op een grotere mate van politiek zelfbestuur. De Indonesiërs worden zich echter ook steeds meer bewust van hun sociale en politieke achterstand. Dit resulteert in de Serekat Islam, een massabeweging met honderdduizenden volgelingen die zich in haar eerstecongres in 1916 uitspreekt voor zelfbestuur. In 1922 wordt begrip Indonesië als politiek begrip voor de eerste maal gebruikt tijdens de oprichting van het Indonesisch Verbond. Sindsdien wint het Indonesië-ideaal -een onafhankelijke staat bestuurd door de Indonesiërs zelf- snel aan populariteit. Hierbij zijn de Partai Komunis Indonesia en de Partai Nasional Indonesia van de jonge ingenieur Soekarno het meest radicaal in hun standpunten. Zij weigeren elke samenwerking met de Nederlanders.

Tijdens de Japanse bezetting krijgen de nationalisten de mogelijkheid om zich te profileren, alhoewel zij zich dan zonder voorbehoud achter de Japanse doelstellingen moeten opstellen. Voor de nationalistenleiders Soekarno en Hatta is deze collaboratie de enige mogelijkheid om tegelijkertijd hun eigen doelstellingen na te streven. Deze samenwerking met de Japanners ligt ongetwijfeld ten grondslag aan de felle reacties in Nederland op de persoon Soekarno na diens onafhankelijkheidsverklaring in 1945.

In de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog heeft Nederland het veel te druk met haar eigen wederopbouw en kan geen enkele rol spelen in Nederlands-Indië na de capitulatie van Japan. Die rol is toebedeeld aan het Britse South East Asia Command onder bevel van admiraal Mountbatten, die in deze regio gezien de vele politieke gevoeligheden uiterst behoedzaam moet opereren. De Japanners blijven voorlopig nog met het bestuur belast. De Nederlanders dienen in de kampen te blijven en het tijdens de Japanse periode aangewakkerde nationalisme resulteert op 17 augustus 1945 in de proclamatie van de onafhankelijke Republiek Indonesië. De leiders van de naar een eigen republiek strevende nationalisten zijn Ir. Soekarno en Hatta.
De Nederlanders keren pas later terug in het kielzog van de Engelsen, die niets liever willen dan zich zo snel mogelijk uit Indonesië terugtrekken. Net als in het eigen Brits Indië streven zij naar zelfstandigheid voor de voormalige koloniën, en zij dwingen de Nederlanders om zo snel als mogelijk is met de republikeinen tot een akkoord te komen. In oktober 1945 starten onderhandelingen over de toekomst van Nederlands-Indië.

Intussen bouwt Nederland met kracht aan een nieuw leger, dat pas in november 1946 dat van de Engelsen kan vervangen. Borneo en Oost-Indonesië staan dan al enkele maanden onder Nederlands gezag, hierbij geholpen door de aanwezige Engelsen en Australiërs. Met de komst van militairen en bestuursambtenaren herstelt de vooroorlogse maatschappij zich hier al spoedig. Op Java en Sumatra ligt dat echter geheel anders. Er is een duidelijke scheiding tussen republikeins en Nederlands gebied en in Batavia werken Nederlandse en Indonesische bestuursdiensten langs en door elkaar heen.

In maart 1946 zijn de onderhandelingen zover gevorderd dat de republiek, in ruil voor Nederlandse erkenning van haar gezag in Java en Sumatra, een federatief georganiseerd Indonesië aanvaardt. De federatie gaat dan deel uitmaken van een staatsverband met Nederland, Curaçao en Suriname. Deze opzet mislukt echter omdat de republikeinen toch een soevereine staat willen en de Nederlanders in toenemende mate te maken krijgen met republikeinse guerilla-acties. In juni 1947 vindt de eerste Nederlandse "politionele actie" plaats. Deze term wordt gebruikt om aan te geven dat het hier maatregelen betreft die gericht zijn tegen kwaadwillende elementen in de republiek, en niet tegen de republiek als zodanig. Binnen enkele weken worden West- en Oost-Java en de belangrijkste productiegebieden van Sumatra bezet. De activiteiten hebben echter de aandacht getrokken van de Verenigde Naties, die via resoluties in de Veiligheidsraad Nederland en de republiek dwingen weer aan de onderhandelingstafel te gaan zitten. Dit resulteert in de Renville-overeenkomst van januari 1948, waarin het door Nederland ingenomen gebied als Nederlands wordt erkend.

In deze tijd gaan de guerilla-acties van de republikeinen in de door Nederland bezette gebieden gewoon door. Maar Nederland krijgt ook veel krediet in het binnenland door aan veel deelstaten een grote mate van zelfbestuur te verlenen, in de hoop deze gebieden te winnen voor de federatie-gedachte. Na verloop van tijd blijkt dit niet te lukken en in december 1948 volgt de tweede politionele actie. Het republikeinse grondgebied op Java en Sumatra worden in korte tijd bezet en de leiders van de republiek worden gevangen genomen. Resoluties van de Veiligheidsraad dwingen Nederland in januari 1949 aan dit alles een einde te maken. Sancties van de zijde van de Verenigde Staten (bijvoorbeeld het intrekken van de Marshallhulp aan Nederland) spelen daarbij een rol.

Uiteindelijk wordt de Verenigde Staten van Indonesië (Republik Indonesia Serikat, RIS) gevormd met als staten Java, Sumatra, Borneo en de Grote Oost (exclusief Nieuw-Guinea). Op 27 december 1949 vindt de overdracht van de soevereiniteit door Nederland plaats. Reeds in april 1950 wordt de RIS geliquideerd en wordt de eenheidsstaat Repoeblik (later Republik) Indonesia geproclameerd, met Achmed Soekarno als president. Na een moeizame periode als parlementaire democratie zette Soekarno in 1957 het parlement buitenspel en ging met harde hand het land regeren. Er braken opstanden uit op Sumatra en Sulawesi (Celebes), die in 1958 door regeringstroepen bloedig werden neergeslagen.

Moderne geschiedenis
Onder Soekarno werd weinig gedaan aan verbetering van de leefomstandigheden van de bevolking en verbetering van de economische situatie van het land. Uit ijdelheid liet hij enorme bouwwerken vervaardigen, luxueuze prestige-objecten die in schril contrast stonden met de armoede van het volk. Soekarno wendde zich af van buurland Maleisië, zegde het lidmaatschap van de Verenigde Naties op en maakte plannen om de economie te socialiseren. Deze stuurloze politiek leidde in 1965 tot een aan communisten toegeschreven couppoging, waarbij verschillende legergeneraals werden gedood. In deze roerige tijd greep uiteindelijk generaal Soeharto, die de coup wreed had onderdrukt, de macht.

Onder Soeharto werd Indonesië weer opgenomen in de internationale gemeenschap en kreeg het land meer nationale eenheid. Economische hervormingen werden doorgevoerd en een grotere openheid werd gepropageerd. Maar de invasie en annexatie van de Portugese kolonie Oost-Timor in 1975, de massaslachting in Dili in Oost-Timor in 1991, het groeiende nepotisme en vriendjespolitiek in politiek en bedrijfsleven en de voortdurende schending van de mensenrechten wakkerden het protest tegen de regering Soeharto steeds verder aan.

In 1997 en 1998 kwam de economie van het land in een gevaarlijke neerwaartse spiraal. In januari 1998 had de roepia de twijfelachtige eer de meest zwakke muntsoort ter wereld te zijn, 2,5 miljoen mensen hadden hun baan verloren en het Internationale Monetaire Fonds legde het land strenge economische eisen op in ruil voor grote leningen. Veel Indonesiërs geloofden dat de regering het land in de crisis gestort had, en een moedige enkeling waagde het al op te merken dat Soeharto zijn post moest verlaten.

In maart 1998 benoemde Soeharto zich voor een nieuwe ambtsperiode van vijf jaar, waarbij steeds meer bleek dat hij geen voeling meer had met de wensen van het volk. Het tekort aan voedsel en de voortdurende prijsstijgingen, gedwongen door de noodmaatregelen van het IMF, leidden tot demonstraties tegen de regering die in mei een hoogtepunt kregen toen zes studenten werd doodgeschoten door het leger. Meer dan 500 mensen stierven in de rellen die daarop volgden, en uiteindelijk legde Soeharto zijn ambt op 21 mei 1998 neer. De aanvallen op de Chinese bevolkingsgroep van Indonesië, traditioneel de handelaren en winkeliers, waren bijzonder heftig en vele Chinezen vluchtten het land uit. Overeenkomstig de grondwet van Indonesië werd Soeharto opgevolgd door zijn vice-president, de niet zo populaire Jusuf Habibie.

Habibie probeerde te schipperen tussen meer democratische vrijheid en het onderdrukken van de opstanden, maakte halve beloften voor economische hervormingen en kondigde zelfbestuur aan voor het belegerde Oost-Timor. Het volk bleef echter ontevreden en in november 1998 volgden er weer ernstige en bloedige confrontaties tussen studenten en het leger. Daar kwamen gewelddadigheden tussen de verschillende bevolkingsgroepen bij, vooral op de eilanden Ambon en Kalimantan, waarbij moslims de kerken vernielden en Christenen doodden, terwijl Dayaks en Madoerezen op Kalimantan zich tegen elkaar keerden.

Op Oost-Timor bleef men halsstarrig elke compromis vanuit Jakarta afwijzen, men wilde niets anders dan volledige autonomie. Indonesische milities tegen afscheiding trokken daarop massaal naar Oost-Timor en moordden een deel van de bevolking uit, vooral nadat in september 1999 een overweldigende meerderheid van de bevolking had gekozen voor onafhankelijkheid. Habibie leek verlamd door de gebeurtenissen, de VN en buurlanden konden vanwege het internationale recht niets uitrichten en het Indonesische leger steunde, welbewust, de milities.

Uiteindelijk schoten Australische VN-troepen de Oost-Timorezen te hulp om de bevolking van de nieuw gevormde staat te beschermen. Door Indonesische nationalisten werd dit gezien als een nieuwe poging van westers imperialisme en inmenging door Australië in binnenlandse aangelegenheden. Deze weerstand leidde gelukkig niet tot nieuw bloedvergieten op het eiland.
Het werd gedurende een korte periode wat rustiger in Indonesië, maar in oktober 1999 raakten de gemoederen weer verhit toen Mr. Abdurrahman Wahid, een gematigde Islamitisch leider, in de eerste democratisch gehouden verkiezingen tot president werd gekozen, boven de kandidaat van het volk, mevrouw Megawati Sukarnoputri. Na de verkiezingen gingen haar aanhangers de straat op, gewapend met stenen en molotow-cocktails. De oproerpolitie werd te hulp geroepen, bommen explodeerden en sindsdien staat de samenleving in Indonesië weer op scherp. Ook de spanning tussen Indonesië en Australië is nog steeds niet weggenomen, terwijl de laatste maanden het sektarisch geweld tussen islamieten en Christenen weer in alle hevigheid is opgelaaid, met name op de Molukken.

Land en volk
De eilanden van de Indonesische archipel strekken zich over ruim 5100 km uit, van het meest westelijke puntje van Sumatra tot het oostelijk berggebied van Irian Jaya, bij de grens met Papoea Nieuw-Guinea. De eilanden zijn rijk gezegend met een overweldigende natuur. Eeuwenlang zijn de eilanden een enorme magneet geweest voor Chinese en Indische kooplieden, Europese kolonisten, zendelingen en missionarissen, avonturiers en ondernemende reizigers. Zij allen hebben bijgedragen tot een enorm rijk geschakeerde cultuur, die per eiland kan verschillen.

Er zijn in Indonesië zo'n 300 etnische groeperingen met een eigen cultuur en zo'n 365 verschillende talen en dialecten. De belangrijkste volken zijn de Atjeërs, Bataks en Minangkabauers op Sumatra, de Javanen en Soendanezen op Java, Balinezen, Sasaks (Lonbok) en Dani (Irian Jaya). De officiële landstaal is het Bahasa Indonesia, dat nagenoeg gelijk is aan het Maleis. Daarnaast wordt Engels gesproken en ouderen kennen ook nog het Nederlands. Van de bevolking is 87% moslim, 9% Christelijk en 2% Hindoe.

Ondanks het nationale motto "eenheid in verscheidenheid" hebben vele inlandse volkeren slechts onder dwang het centrale Javaanse bestuur aanvaard, dat in het verleden alleen gehandhaafd kon worden door krachtige repressie van het Indonesische leger en een niet-democratisch geleid bestuursapparaat. Duidelijke tekenen van al dan niet stil protest zijn bijvoorbeeld de oprichting in Nederland van de Vrije Republiek der Zuid-Molukken (Republik Maluku Selatan, ofwel RMS) van wijlen Ir. Manusama, en het onafhankelijkheidsstreven van Oost-Timor en Atjeh.

De natuur in Indonesië
De eilanden van Indonesië zijn gezegend met een rijke natuur. Over de gehele archipel ligt, van west naar oost, een keten van uitgedoofde en nog werkende vulkanen, voor het grootste deel bedekt met dicht tropisch regenwoud. Niet meer dan 10% van het land is geschikt voor landbouw, terwijl tweederde bestaat uit oerwoud, bossen en mangrove-moerassen (vooral in Sumatra, Kalimantan, Sulawesi en Irian Jaya). In de bossen vinden we een enorme verscheidenheid aan planten en dieren zoals olifanten, tijgers, luipaarden en orang-oetangs. Zeeschildpadden worden aangetroffen in de wateren rond Bali en 's werelds grootste bloemen. Rafflesia's, groeien in Sumatra. Op Irian Jaya, Java, Kalimantan, Sulawesi en Sumatra zijn Nationale Parken ingericht. Indonesië kent een aantal unieke diersoorten, zoals de Komodo-varaan op het eiland Komodo.

Het tropisch regenwoud in Indonesië heeft sterk te lijden van ontbossing, met name door de winning van tropisch hardhout. Dit proces verloopt in een alarmerend snel tempo, zo erg dat een aantal unieke planten- en diersoorten op het punt staan definitief te verdwijnen. Rampzalig voor de natuur waren ook de grote bosbranden eind 1997 en begin 1998. Doordat de jaarlijkse moesson uitbleef vernietigden enorme bosbranden miljoenen hectaren woud, met name op Kalimantan en Sulawesi. Wekenlang was de hele archipel gehuld in een dichte, verstikkende rook waardoor vliegvelden moesten sluiten, schepen op zee in botsing kwamen en de inwoners naar adem snakten. De branden waren bijzonder dramatisch voor de orang-oetangs op Kalimantan, die veel van hun leefgebied verloren en op het punt staan in het wild uit te sterven.

Het klimaat is vrij eenvormig: heet. Het is heet en nat in de regentijd (oktober tot april), en heet en droog gedurende de rest van het jaar (mei tot september). De temperatuur loopt aan de kust op tot zo'n 31 graden Celsius gemiddeld, terwijl het in het bergachtige binnenland wat lager ligt. De beste tijd om Indonesië te bezoeken is van april tot oktober.

Kunst en cultuur
In een land waar verschillende volken en culturen zich tijdelijk of permanent hebben gevestigd, is ook het culturele erfgoed dat zij hebben achtergelaten rijk geschakeerd. Hoewel de Islam veruit de belangrijkste godsdienst is, zijn er nog vele elementen van animisme in het geloof van de mensen terug te vinden. Zo zijn er in Indonesië vele plaatsen waar men gelooft dat energie in een geconcentreerde vorm te vinden is en door volgelingen kan worden opgenomen. Ondanks een lange koloniale periode zijn missionarissen er in geslaagd slechts kleine bevolkingsgroepen te bekeren, de grootste voorbeelden zijn de Bataks op Sumatra, de Toraks in Sulawesi en 95% van de bevolking van Flores.

Batik, de kunst van het aanbrengen van was op stof voordat deze door een verfbad gaat waardoor fraaie patronen ontstaan, wordt in geheel Indonesië beoefend, met als centrum Yokjakarta op Java. Andere handwerkkunst is ikat, een vorm van weven met dikke geverfde draden, songket, een zijden stof met zilver of gouddraad er doorheen geweven, en kris, handgemaakte kunst vaak gedecoreerd met juwelen. Javaanse wayang poppenspelen en het bespelen van de gamelan zijn ook populaire artistieke kunstvormen.

Het Indonesische eten is ook in Nederland heel populair, al heeft het veel invloeden ondergaan van de Chinese keuken. Rijst is de basis van elke maaltijd, dat wordt gegeten als soep of met een assortiment hete en gekruide bijgerechten. Nasi goreng (gebakken rijst) is de meest gebruikelijke schotel, terwijl sateh (vlees op een spies met hete pindasaus), gado-gado en visgerechten ook heel populair zijn. De variëteit in tropisch fruit is enorm en in overvloed verkrijgbaar. Dit zijn o.a. custard appels, doerians, guave, mango, papaya, sterfruit en ramboetans.

Belangrijke toeristische attracties
Op dit moment is het niet zo'n goed idee om Indonesië voor vakantiedoeleinden te bezoeken. Het land bevindt zich nog steeds in een economische chaos, de Roepia, de nationale munt, kent een bijzonder hoog inflatiecijfer en op vele eilanden staan de inwoners elkaar naar het leven. Alleen op Bali is de situatie vrij rustig, maar hier is men dan ook het meest op het toerisme ingesteld. Maar als de situatie verbetert is een bezoek aan Indonesië zeker de moeite waard, want het land is van onvergelijkbare schoonheid en telt vele historische attracties. Per eiland zullen wij hier de belangrijkste noemen.

Bali
Het eiland Bali is bijzonder pittoresk met z'n sawa's langs de hellingen van hoge vulkanen, overvloedige tropische wouden en prachtige stranden met warm water van de Indische Oceaan. De toeristenindustrie is hier tot grote bloei gekomen, dit is schril contrast met de lokale bevolking die veelal in armoede leeft.

Java
Java is het politieke, geografische en economische centrum van de Indonesische archipel. Het is relatief klein (ongeveer zo groot als Engeland) maar heeft een bevolkingsaantal van 112 miljoen, ongeveer 55% van de totale bevolking van Indonesië. Het eiland heeft een lange en smalle vorm, met een ruggen-graat van vulkanen. Op Java hadden de Boeddhistische en Hindoeïstische rijken hun hoogtepunt, waarbij architectonische wereldwonderen als de Boeroeboedoer en Prambanan werden achtergelaten. Toen de Islam in de 15de eeuw hier haar intrede deed werd de plaatselijke cultuur eerder geabsorbeerd dan weggevaagd, waardoor Java een mengeling kreeg van historische invloeden en religies, dat zich tot op de dag van vandaag doet gelden.

Lombok
Op Lombok vinden we nog vele vrijwel onontdekte stranden en een rustig platteland, dat gedomineerd wordt door de spectaculaire vulkaan Mount Rinjani. De bevolking (de Sasaks) is overwegend moslim, maar er zijn ook enkele groepen Balinese hindoes. De Sasak cultuur is beroemd vanwege de geweven stoffen en de dramatische danskunst. We vinden nog steeds veel Balinese cultuur op Lombok, een restant van de Balinese prinsen die ooit over het eiland regeerden.

Sumatra
Sumatra heeft een schitterende tropische natuur, zowel in planten als dierenleven, imposante rivieren en hier en daar bijzondere architectuur. Het is bijna vier keer zo groot als het buureiland Java, maar heeft nog niet een kwart van diens populatie. Tijdens de Nederlandse koloniale tijd leverde Sumatra aan de wereldhandel grote hoeveelheden olie, rubber, peper en koffie, en ook vandaag de dag zijn het belangrijke exportproducten voor de Indonesische economie. Sumatra kent verschillende rassen en volkeren, zoals de voormalige koppensnellers en kannibalen in de Batak-regio, de Minangkabau met hun specifiek gevormde huizen en de primitieve volken van de Mentawai eilanden.

Komodo en Rinca
Deze twee kleine eilanden, gelegen tussen Flores en Sumbawa, danken hun bekendheid aan een viervoetige inwoner, de monsterachtige Komodo-varaan. Deze hagedissen kunnen behoorlijk agressief zijn en wegen van 20 gram tot wel 130 kg. Bezoekers van de eilanden kunnen het voederen van deze dieren bekijken, maar dit is een tamelijk toeristisch-georganiseerd schouwspel. Komodo is een heuvelachtig, verlaten eiland, maar de fauna op Rinca is uitbundiger met waterbuffels, herten, kalkoenen en verschillende apenkolonies.

Flores
De plaatsen Nggela, Wolojita en Jopu op het eiland Flores staan bekend om hun prachtige ikat sarongs en sjaals. Op het eiland Nusa Tenggara bevinden zich drie meren met alle drie een verschillende kleur, die in de loop der tijd ook nog eens verandert. Niemand kan dit verschijnsel verklaren, maar vermoedelijk heeft het te maken met vulkanische activiteit en opgeloste mineralen in het water. Volgens de plaatselijke legende gaan de zielen van de overledenen in de meren: die van jongen mensen in het warme, groene meer, van ouderen in het melkachtig turquoise meer en de zielen van dieven en moordenaars gaan naar het zwarte meer.

Sulawesi
De meeste reizigers gaan op Sulawesi naar het gebied Tanatoraja in hert midden en zuiden van het eiland, met als belangrijkste toeristenplaats Rantepao. De Toraja bevolking staan bekend om hun vele ceremonies (met name de begrafenissen zijn indrukwekkend) en hun traditionele huizenbouw. In het noorden ligt de welvarende stad Manado, een ideaal vertrekpunt voor duiktochten naar de prachtige koraalriffen van Pulai Bunaken. Manado heeft een fascinerende gemengde cultuur van Indonesiërs, mensen uit de Filippijnen en Zuid Californië, een aantal bijzondere lokale schotels (gebakken bosrat bijvoorbeeld) en spectaculaire vulkanen.

Kalimantan
Tweederde deel van het eiland Borneo is het Indonesische Kalimantan, het noordwestelijk deel bestaat uit Sabah en Serawak (Maleisië). Langs de kust vinden we grote olieraffinaderijen en veel houtverwerkende industrie, waarvoor tot diep in het binnenland bossen worden gekapt en rivieren vervuild. Het tropisch regenwoud, waarmee Kalimantan zo rijk gezegend is, verdwijnt hier in een alarmerend hoog tempo. Er gaan nog steeds verhalen over koppensnellers en 'vergeten' stammen die nog in het stenen tijdperk leven, maar de oorspronkelijke Dayak bevolking is allang verwesterd en werkzaam in de industrie of het toerisme. Speciaal voor westerse toeristen zijn er uitstapjes naar 'oorspronkelijke' Dayak dorpen, maar wat men daar te zien krijgt is net zo origineel als Hollanders gefotografeerd in een Volendams kostuum. Samarinda is het beste vertrekpunt voor riviertochten in longboats naar dorpen als Tanjung Isuy, Muara Muntai en Melak, waar een 5000 are groot orchideeënpark kan worden bezocht. In het Tanjuing Puting National Park in centraal-Kalimantan treffen we een enorme variëteit in flora en fauna aan, met inbegrip van krokodillen, orang-oetangs, apen en dolfijnen.

Molukken
De duizend eilanden van de Molukken (of Malaku zoals ze nu heten) vormen de befaamde specerij-eilanden uit de geschiedenis, waar Indische, Chinese, Arabische en later Europese kooplieden op af kwamen. Kruidnagelen, nootmuskaat en foelie groeiden hier, en nergens anders. Vandaag de dag bieden de eilanden, die over een uitgestrekt deel van de oceaan zijn verspreid, een Polynesische atmosfeer, exotische vogels, oude forten, prachtige dorpjes en stranden, goede mogelijkheden voor snorkelen en duiken en geen vervuiling. De meeste toeristen gaan naar Ambon, Banda of Ternate, alle vertrekpunten voor zwerftochten langs kleine eilandjes ver van de toeristencentra. Om alle belangrijke eilanden per boot te bezoeken heb je minstens drie weken nodig.

Irian Jaya
Irian Jaya, het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea, is een van de laatste woeste, ongerepte en onontgonnen gebieden op aarde. De inwoners, de Papoea's, zijn gewend aan het leven in de jungle en hebben vaak pas relatief kort geleden kennis gemaakt met de 'beschaving'. Het gebied is enorm uitgestrekt en biedt een fantastisch jungle-landschap, met sneeuw bedekte bergen en equatoriale gletsjers tot mangrove moerassen. Er is een uitbundig vogel- en dierenleven en het eiland biedt volop mogelijkheden tot avontuurlijke trektochten. Hoogtepunten zijn de Baliem Vallei met z'n unieke cultuur, Sentani voor boottochten rond het prachtige Sentani Meer, en Kota Biak dat toegang geeft tot schitterende duiklocaties. Houd er rekening mee dat er geen autowegen zijn tussen de grotere plaatsen en veel afstanden per boot of vliegtuig moeten worden afgelegd. Ook is er al dertig jaar een guerilla-groepering actie die strijd voor een vrij Papua, dus echt veilig is deze bestemming niet.

Tot zover deze kennismaking met Indonesië, het land dat een roerige geschiedenis heeft gekend en nog steeds doormaakt. Hopelijk weet de nieuwe regering van president Wahid de sociale onrust te beteugelen en het economisch tij te keren, zodat het voor westerse toeristen weer een aantrekkelijke en veilige reisbestemming wordt. Dan is Indonesië met recht weer de "parel van de Oriënt".

Ton Vis