Vier intermezzo's

Intermezzo 1: Schaars of zeldzaam?
In de jaren 60 van de vorige eeuw bezocht ik wel eens beurzen en ook vaak de postzegelmarkt die op de zaterdag in Utrecht werd gehouden. Gedurende een korte tijd vond die plaats in/op de Jaarbeurstraverse, maar voornamelijk op de Vismarkt. Weer of geen weer.
Het was daar dat ik, onbekend met de economische wetten wel eens te veel betaalde voor een bepaald zegel of een serie. De verkoper wees mij dan op de geringe oplaag van de aangeboden waar, noemde het zeldzaam en bedong een te hoge prijs. Een 2 shilling 6 pence uit 1952 van een klein eiland in de Stille Zuidzee met oplage van 6.000 is inderdaad zeldzaam. Dat zegel zou het in zich hebben om t.z.t. eens fors in prijs te kunnen stijgen. Echter is het aantal verzamelaars dat dit zegel op de mancolijst heeft evenzeer erg gering. Kortom: er is geen schaarste. Sterker nog, er is


Deze Britse zegel uit 1929 is met een oplage van 61.000 niet echt zeldzaam. Door de grote vraag echter stijgt de catalogusprijs elk jaar flink.
vrijwel evenwicht tussen vraag en aanbod. Het principe van de prijsvorming komt al in het vizier. Prijzen stijgen als de vraag groter is dan het aanbod. Ook het omgekeerde komt voor en leidt in ernstige gevallen tot dumpen. In bepaalde gevallen is het lastig te begrijpen. Sommige artikelen van dezelfde kwaliteit kunnen verschillende prijzen opbrengen. Een aantal automerken is aanmerkelijk duurder dan andere, ondanks gelijke prestaties en kwaliteit. Maar bedenk dat een goede naam extra vraag oplevert.
Toen ik later het "zeldzame" materiaal probeerde om te zetten (ruilen) naar materiaal van mijn nieuwe verzamelgebieden lukte dat niet al te best.
Bovenbedoeld zegel moet nu ongeveer € 35,- opbrengen. Kijk nu eens naar NVPH #48. Bijna in het zesvoud geproduceerd, maar gestempeld al met € 575,- genoteerd. Tja, veel meer mensen zoeken dit zegel.
Conclusie: Laat je niets aanpraten in het kader van zeldzaamheid. De relatieve mate waarin de vraag en aanbod zich verhouden bepaalt de prijsvorming!

Intermezzo 2: Gestempeld in periode van geldigheid.
Onlangs trof ik in een rondzending Zwitserse zegels aan die in doorsnee op 25% van de in de Michelcatalogus genoteerde waarden werden uitgeprijsd. Dit gebeurde zeer consequent. Gestempeld als percentage van de laatste kolom en anders van de eerste kolom.
Over het niveau van de prijzen wil ik het hier niet hebben. De potentiële koper heeft de mogelijkheid om wel of niet uit te nemen. Natuurlijk is hij of zij nergens toe verplicht. Waar nu op te letten als gestempeld een hogere notering laat zien dan ongebruikt? Een voorbeeld. Zwitserland, Michel #133. Dit zegel noteert ongebruikt € 4,- en gestempeld € 65,-. Dan moet je jezelf toch af gaan vragen hoe dat komt.

Tweemaal de Zwitserse Pro Juventute-zegels uit 1917. De zegels boven zijn mogelijk op verzoek gestempeld. De serie onder is gebruikt in de periode van geldigheid.

Welnu, de periode dat het zegel voor frankering geldig was, was slechts vijf maanden: van 1 december 1917 t/m 30 april 1918. U kunt begrijpen dat de notering van € 65,- alleen geldt als ook daadwerkelijk vast te stellen is dat het zegel in die periode postaal is benut. Is de datum van het stempel niet met zekerheid in deze periode te plaatsen, geldt de notering voor ongebruikt! Deze regel werd destijds duidelijk in de catalogi vermeld in het voorwoord. Thans is die mededeling moeilijk terug te vinden, doch is het principe nog altijd even toepasselijk. Het kan toch niet zo zijn dat het plaatsen van een welwillendheidstempel de waarde een zegel een veelvoud wordt.
Iets soortgelijks kennen wij van de Nederlandse Tuberculosezegels van 1906. Gestempeld goed voor € 70,-. Vorig jaar werd nog een notering van € 6,50 gegeven voor zegels met het stempel Amsterdam, 31 januari 1907, 10-12N. In de huidige catalogus, 2007, is die prijs niet opgenomen. Een misser?

Intermezzo 3: Begrippenlijst
De filatelie is een voor ons allen een hobby waarbij je naar keuze oppervlakkig blijft of heel diep zou kunnen gaan. En alles wat daar tussen past. Wie onderweg is tussen eenvoudig en super gespecialiseerd zal het wel eens meemaken dat er namen, begrippen of bepaalde vaktaal voorbij vliegen.
Bij mijn weten zijn er in onze vereniging veel leden die begrippen als:
"Inverted Jenny", "perfins", "Penny Black" en meer van dit soort vaktaal al beheersen. Daarnaast zijn er verzamelaars van klassiek Duitsland die ook een uitdrukking als "o. bzw. g. MR" direct herkennen als de open en gesloten Mühlrad–stempels van Beieren.

Open (links) en gesloten Mühlrad-stempel
op zegels van Beieren
Maar er komt ook wel eens iets langs dat u of wij niet eerder zagen. In bladen van andere verenigingen verschenen dit soort lijsten. Dat was meestal een serie van vele afleveringen die meer dan het halve verenigingsjaar in beslag nam. Echter: veel begrippen zijn zodanig bekend dat het meer bladvulling dan informatie is. Daarom deze suggestie: als voor u een vakterm niet te plaatsen is, stuur een vraag aan het bestuur. Als wij het weten geven we direct een antwoord. Interessante termen en hun betekenis worden in een van de volgende bladen ter kennisname van alle leden gebracht.

Intermezzo 4: Oproep!
Tijdens de jaarlijkse beurs in de Pandahallen te Loosdrecht heb ik naast meerdere leden van de Postkoets ook iemand ontmoet, die mij graag wilde speken naar aanleiding van een artikel dat in november 2006 in ons blad stond. Het artikel "Puntstempel = vernietiging" is overgenomen in het blad van de Amersfoortse vereniging. De heer Van Gulick uit Hoevelaken las dit en nam contact met mij op. Kijk eens in het "Maandblad" jaargang 2006, blz. 446 en 447 en zie om wie het gaat. Deze "speurneus" deed een mooie vondst die hij met mij wilde proberen uit te pluizen, het aan een aannemelijke beschrijving te helpen. Het betrof een tot nu toe onbekende wijze van het vernietigen door middel van het Nederlandse puntstempel. Dat is inmiddels besproken maar nu iets anders over zijn specialisatie.


De bewuste zegel
Op blz. 446 van genoemd blad zie je in een kader: "Op zoek naar de 10 öre". Dit betreft het Zweedse zegel met Michel #43, Facit #54 of Yvert #43. Een zegel met een oplaag van 1.127.200.000. Dus net zo toegankelijk voor jan en alleman als de Nederlandse 5 cent, NVPH #19.
Het platen van het zegel is in dit geval niet aan de orde. Maar gezien de enorme oplage en in acht nemend dat het zegel vrijwel 20 jaar standaard in gebruik was - en daarna, hoewel niet meer op het postkantoor verkrijgbaar toch nog frankeergeldig - mag het niet verwonderlijk zijn dat er allerlei aspecten aan kleven. Enkele zijn: Kleurvariaties, getand/ongetand, stand van het watermerk, firmaperforaties, plaatfouten en zegels uit boekjes. Maar echt spannend wordt het als alle stempelvormen aan de beurt komen.


Nog een aspect: firmaperforaties

In de gebruiksperiode zijn er nog al een fors aantal stempels nodig geweest om het enorme aantal zegels te ontwaarden. Ook blijkt dat rond het jaar 1900 er bepaalde stempels verdwijnen en er enkele nieuwe verschijnen. Hoewel ik zelf niet over de benodigde literatuur beschik, lijkt het mij dat een stempel waarop 1899 nog kon staan opeens onbruikbaar werd. Wellicht stond de 18 vast in het blok en waren de posities van de beide cijfers 9 uitwisselbaar. Maar de 18 verviel. Dus moest de stempelfabriek rond Kerstmis 1899 opeens overuren draaien. Ook zijn in Zweden zijn de afstanden wat langer dan bij ons. Daarom is het niet verwonderlijk dat je op het zegel ook vele trein- en bootstempels zal aantreffen.


Behalve deze stempels zijn er nog ruim 100 varianten!

Ook zie je op het zegel buitenlandse stempels, zoals Hull (Engeland) en Kopenhagen (Denemarken). Wat is nu de Oproep!
Hebt u informatie, literatuur of iets anders over het zegel en de Zweedse postgewoonten in de periode 1885 tot 1915 dat minder standaard is, laat het mij weten. Voor de goede orde: algemeen beschikbare informatie moet u als bekend zien. Een voorbeeld: de inhoud van een Facit- speciaalcatalogus is natuurlijk al voldoende bekend.
Reacties b.v. naar sq.root@casema.nl of via info@postkoets.nl.

Henk Kuster.