De kangoeroe-zegels van Australië

Na een jarenlang proces van debatteren en onderhandelen, conferenties en referenda werden op 1 januari 1901 de zes voormalige Britse kolonies op het Australische continent samengevoegd tot één nieuwe natie, de Commonwealth of Australia (Australisch gemenebest). De nieuwe federatie, die gevormd wordt door de staten Nieuw-Zuid Wales, Victoria, West- en Zuid-Australië, Queensland en Tasmanië, kreeg een zelfstandig bestuur waarbij de Engelse koning vertegenwoordigd werd door een Gouverneur-Generaal. Dat de voormalige kolonies, die in sommige gevallen ruim honderd jaar een zelfstandig bestuur gekend hebben, het op veel punten niet met elkaar eens zijn en aanvankelijk een fiks wantrouwen jegens elkaar tonen, blijkt wel uit het feit dat pas in 1913 de eerste gezamenlijke postzegeluitgifte van het land gerealiseerd kon worden: de welbekende kangoeroe-zegels. In dit artikel vertellen wij u de ontstaansgeschiedenis van deze uitgifte.

Tot 1901 gaf elke kolonie zelfstandig postzegels uit, die vervaardigd werden bij plaatselijke drukkerijen. Vooralsnog bleven deze zegels geldig, waarbij de suggestie werd gedaan deze te voorzien van een opdruk ‘A C' (Australian Commonwealth), maar dit stuitte op verzet van de filatelistische organisatie in Sydney en het plan vond geen doorgang. Op 1 maart 1901 was het postbedrijf van de gemenebest onder het federale bestuur gebracht, waarbij men streefde naar een gemeenschappelijk beleid in de postzegeluitgiften. Tot dan toe beschikte elke voormalige kolonie over een eigen postdienst, waarvan de integratie extra bemoeilijkt werd doordat men de nieuwe, nationale postorganisatie had opgedragen de oude postdiensten schadeloos te stellen voor de gemiste inkomsten. Hiermee werden vooral de inkomsten uit de verkoop van ‘eigen' postzegels bedoeld.


De eerste portzegel van Australië
Een eerste stap in de goede richting was de invoering van gelijke strafportzegels voor de hele natie in 1902. Dit was een kleine overwinning voor de staat Nieuw-Zuid Wales, want de strafportzegels van deze staat werden in gelijke tekening, kleur, papier en watermerk overgenomen van de uitgifte van 1900, echter met weglating van de letters N.S.W. aan de voet van de zegels. Overigens zijn er wel enkele zegels van individuele staten met opdruk verschenen, niet met ‘A C' maar met ‘C A'.


Zegel van West-Australië met opdruk C.A.
In september 1901 kondigde Edmund Barton, de toen-malige eerste minister van Australië, in het parlement aan dat nog datzelfde jaar een eerste uitgifte van zegels voor het gemenebest plaats zou hebben. Waarschijnlijk bedoelde hij hiermee de voornoemde portzegels, die echter pas in 1902 verschenen. In 1903 waren er al meer concrete plannen voor een gezamenlijke postzegel met het portret van de Britse koning, gebaseerd op het type De La Rue-zegels van Engeland uit 1902, maar met toevoeging van de naam van iedere staat bovenaan de zegels. Een ontwerp hiervoor werd vervaardigd door de Australische

Ontwerp van
G.A. Vaughn
kunstenaar G.A. Vaughn van de officiële staatsdrukkerij van Queensland. Inderdaad verschijnen medio van dat jaar de eerste twee postzegels in gelijke tekening en waarde en met vermelding van de naam van de betreffende staat, evenwel niet met het portret van de koning. Het gaat om de zegels van 9d van Nieuw-Zuid Wales (Stanley Gibbons 327/Yvert 86) en van Queensland (SG 265/Yv. 91). Omdat in 1903 een nieuwe Postmeester-Generaal aantrad met nieuwe opvattingen en ideeën, zou het voorlopig bij deze twee zegels blijven.


De Queensland-versie van de eerste (mislukte) poging om tot een gezamenlijke postzegeluitgifte voor Australië te komen (1903)
In de jaren tussen 1903 en 1910 zijn er verschillende pogingen ondernomen om tot een gezamenlijke uitgifte te komen, waarbij diverse ontwerpen zijn gemaakt. Kenmerkend voor al deze ontwerpen was het vermelden van de tekst ‘Commonwealth of Australia' en een gereserveerde ruimte voor de naam van de staat. Geen van de plannen kwam tot uitvoer, omdat met name de invoering van een uniform posttarief voor alle staten op problemen stuitte, en een dergelijke uniformiteit een eerste vereiste was voor het uitbrengen van gezamenlijke zegels. Er werd dan ook een commissie ingesteld om dit vraagstuk te bestuderen. In 1907 werd besloten dat voortaan alle zegels in de centrale drukkerij te Melbourne vervaardigd zouden worden. Tot 1910 bleef echter de situatie van vóór de vorming van de Commonwealth gehandhaafd: iedere staat zorgde zelf voor de uitgifte van zijn postzegels, die uitsluitend binnen de eigen grenzen geldig waren.

In augustus 1910 werd aangekondigd dat alle postzegels van de federale staten een overdruk zouden krijgen met de tekst ‘Commonwealth of Australia'. Enkele pogingen om tot een gezamenlijke postzegeluitgifte voor de Commonwealth te komen. Opnieuw kwamen de filatelistische organisaties hiertegen in opstand, en met succes. Op 13 oktober van dat jaar kondigde de Postmeester-Generaal aan dat, als gevolg van de onlangs aangenomen Surplus Revenu Act, vanaf die datum de postzegels van de individuele staten voor postaal verkeer en telegrafische doel-einden in alle staten van de gemenebest gebruikt konden worden.

Enkele ontwerpen voor een gezamenlijke postzegeluitgifte voor de Commonwealth. Ontwerpen van A. Powell (l), Ames (m) en een onbekende kunstenaar (r).
Tevens werd met ingang van 1 mei 1911 een uniform posttarief ingevoerd uitgaande van 1d per half ounce. Er volgt daarop een voor verzamelaars bijzonder interessante periode, want vanaf 1910 kunnen zegels van individuele staten aangetroffen worden met een afstempeling van een plaats die in een andere staat ligt. Ook dient vermeld te worden dat vanaf 13 oktober 1910 als gevolg van hetzelfde besluit binnen de gemenebest brieven besteld werden die gefrankeerd zijn met zegels van Papua en de Fiji-eilanden. Hoewel er onmiddellijk een instructie uitging dat dergelijke stukken niet geldig gefrankeerd zijn, komen er toch echt gelopen poststukken met deze frankering voor, zij het dat deze zeer zeldzaam zijn.
Een poging om een eerste gezamenlijke zegels uit te brengen rond juni 1911, ter gelegenheid van de kroning van koning George V, mislukte omdat men het niet eens kon worden over het ontwerp.

Om uit de impasse te komen werd op 21 januari 1911 een ontwerpwedstrijd uitgeschreven, die in de Commonwealth Government Gazette (de staatscourant) werd gepubliceerd. Er werd een eerste prijs van £ 100,- en een tweede prijs van £ 50,- beschikbaar gesteld, die door een speciaal daartoe in het leven geroepen commissie toegekend zou worden. De zegels, waarvan de grootte bepaald werd op 7/8 x 1 1/8 inches (ongeveer 21,7 x 28,6 mm) moesten karakteristieke kenmerken voor Australië laten zien, de woorden ‘Australia' en ‘Postage' bevatten en een waardeaanduiding in cijfers of in schrift.


De drie winnende ontwerpen, van Herman Altmann (l),
Edwin Arnold (m) en Donald Mackay (r).
Deze prijsvraag werd een groot succes want er kwamen niet minder dan 533 inzendingen binnen met in totaal 1051 ontwerpen. De eerste prijs werd toegekend aan Herman Altmann uit St. Kilda (Victoria), terwijl de tweede prijs door twee inzenders gedeeld moest worden: de heren Edwin Arnold en Donald Mackay, beiden uit Engeland. Het winnende ontwerp toonde de beeltenis van de koning in een medaillon, met daaromheen de woorden ‘Australia' en ‘Postage'. Dit medaillon werd links geflankeerd door een zittende kangoeroe en rechts door een emoe (soort struisvogel). In de benedenhoeken waren schilden aangebracht met de waardeaanduiding in cijfers, met daartussen de waarde in letters. De linker- en rechter bovenhoeken werden gevuld met de zes wapenschilden van de federale staten, in elke hoek drie.


Eerste ontwerp van de kangoeroe-zegel
Ontwerp 3 was de basis waarop werd doorontwikkeld tot de uiteindelijke zegel. Toch bleek dit ontwerp niet te voldoen om als zegel te worden uitgevoerd, het werd afgekeurd door de nieuwe Postmeester-Generaal C.E. Frazer, die in oktober 1911 benoemd werd. Hij verzocht daarop de Kunstenaarsbond van Victoria an een van haar leden de opdracht te geven nog met andere ontwerpen te komen. Op voorstel van deze bond werd kunstenaar Blamire Young uitgenodigd zijn krachten te beproeven.
Ontwerpen 2 en 3; op beide zegels ontbreekt 'Postage' en op de linker ook het eiland Tasmanië
In januari 1912 leverde Young zijn ontwerp in en dat werd voorlopig goedgekeurd. Dit ontwerp toonde een blinde kaart met de omtrek van Australië waarin een kangoeroe zittend op zijn achterpoten in een grasveld was afgebeeld. Uit dit grasveld stak een knol of raap, dat blijkbaar bedoeld was als voedsel voor het dier. Dit voorwerp, dat op de tekening slecht tot z'n recht kwam, leverde veel kritiek op en sneuvelde al snel in volgende versies. In het ontwerp, dat een opvallende gelijkenis vertoont met dat van 2de-prijswinnaar Edwin Arnold die in zijn ontwerp een kangoeroe had opgenomen, was bovenin de naam ‘Australia' vermeld maar het woord ‘Postage' ontbrak. Dit werd aangebracht onder de landsnaam, maar hierdoor werd de kop weer te druk omdat hier tevens twee waardeschilden waren aangebracht.
Ontwerp 3 was de basis waarop werd doorontwikkeld tot de uiteindelijke zegel
Daarom werd besloten deze twee waardeschilden te vervangen door één dergelijk cirkelvormig schild onder de landkaart op de zegel, iets links van het midden, terwijl tevens het eiland Tasmanië aan de kaart werd toegevoegd. Tenslotte werd het grasveld met versiering vervangen door een aantal horizontale strepen, ter aanduiding van de grond waarop de kangoeroe is gezeten. De aanduiding van de waarde in letters onderaan de zegel werd gehandhaafd. Het op deze manier tot stand gekomen ontwerp werd daarop waardig bevonden om voor de aanmaak van postzegels te worden gebruikt.


Brugpaar van de goedgekeurde kangoeroe-zegel
Van het uiteindelijke ontwerp werden diverse proeven gemaakt in verschillende kleuren. De uiteindelijke kangoeroe-zegels werden in plaatdruk vervaardigd, waarbij voor alle waarden dezelfde platen zijn gebruikt. Bij het drukken werd gebruik gemaakt van een gravure die door S. Reading was gestoken. Voor de zegels die in twee kleuren zijn uitgevoerd is vermoedelijk de methode gevolgd dat voor iedere waarde twee platen langs elektrolytische weg werden aangemaakt, waarbij van de ene plaat de kangoeroe werd verwijderd en van de andere plaat juist het overige deel. Het drukken gebeurde met platen die vier blokken van ieder 60 zegels (10 rijen van 6 zegels) bevatten.

De hoge waarden werden in twee kleuren uitgevoerd
Het hiervoor beschikbare papier had een afmeting van 640 x 635 mm, zodat men op ieder vel dus twee platen van 4x60 zegels kon drukken. Of deze vellen vóór of ná het drukken werden gehalveerd is niet bekend, maar vermoedelijk zijn de vellen voor de tweekleurige zegels vooraf in vier delen gesneden, met een afmeting dus van 160 x 158,5 mm, en enkelkleurige zegels in halve vellen, met uitzondering van de 1d die pas na het drukken in twee veldelen werd gesneden.

Tussen 2 januari en 8 april 1913 kwamen in totaal 15 waarden, variërend van ½d tot £ 2.-, aan de loketten. Na een periode van twaalf jaar was de eerste eigen, nationale postzegeluitgifte van Australië eindelijk een feit. Gedurende de daarop volgende dertig jaar zou de kangoeroe-zegel in belangrijke mate het gezicht van de Australische postzegels bepalen.


Watermerk 1
(brede kroon)
Het papier dat voor de eerste druk gebruikt werd vertoont het watermerk ‘kroon' boven de letter ‘A'. Aangezien dit watermerk later werd vervangen door een smaller type, wordt het eerste watermerk vaak aangeduid als ‘brede kroon en A'. Al een jaar later kwam een tweede type watermerk in gebruik, eveneens bestaande uit een kroon boven de letter ‘A'. Omdat dit papier eigenlijk bedoeld was voor de postzegel van 1d met het portret van koning George V, die als eerste zegel van een nieuwe serie zou verschijnen, wordt dit watermerk ook wel aangeduid

Watermerk 2
(George kroon)
met de naam ‘George-kroon' of ook wel ‘Tudor kroon' en A. Doordat dit een iets bredere zegel is dan de kangoeroe-uitgifte had dit tot gevolg dat dit watermerk van het midden van het vel naar de zijkanten steeds verder naar buiten verschuift, zozeer dat het bij de buitenste zegels veelal gehalveerd wordt aangetroffen.

Watermerk 3
(smalle kroon)
Het derde type watermerk dat in 1915 verscheen, was weer speciaal voor de kangoeroe-zegels vervaardigd. De kroon is echter smaller dan bij het voorgaande papier, vandaar dat men dit type meestal aanduidt met ‘smalle kroon en A'.


Watermerk 4

Watermerk 5
In 1926 werd de aanmaak overwogen van papier met een watermerk, dat zowel voor de zegels van het George-type als de kangoeroe-zegels bruikbaar zou zijn. Wat deze laatste zegels betreft verschenen pas in 1929 een aantal waarden op dit nieuwe watermerkpapier. Dit watermerk vertoont de kroon en letter A meervoudig. In 1931 werd opnieuw het watermerk gewijzigd in eveneens een meervoudige vorm van de kroon, nu met de letters ‘C of A'.

Alle zegels van de kangoeroe-uitgifte zijn geperforeerd met kamtanding 11, waarbij de kam over drie zijden van de zegels geheel doorliep. De 2 shilling waarde verscheen in 1946 opnieuw, nadat al veel andere zegels de plaatsen van de kangoeroe-uitgiften hadden ingenomen. Deze zegel is echter een duidelijk zichtbare hergravering, waarbij met name de waardeaanduiding afwijkt van de eerdere uitgiften. In de bijgaande tabel kunt alle uitgegeven waarden terugvinden en met welk watermerk deze voorkomen, een handig hulpmiddel als u uw kangoeroe-zegels wilt catalogiseren.

Ton Vis

Bronnen:
Philatelie mei 1958
Philatelie januari 1991
Onder de Loep jan. 2004
Brusden-White, The Australian Commonwealth Specialist catalogue: Kangaroos 1999
Speciale dank aan Johan Boel van de Woudenbergse Postzegel- en Muntenvereniging, voor zijn bijdragen aangaande de afbeeldingen bij dit artikel.