Kant en filatelie

Bij het woord "kant" denken we aan een luchtig spinnenweb-achtig weefsel dat op vele manieren kan worden verkregen. De oudste vorm is het macramé. Alle oervolken vlochten en knoopten repen van dierenvellen en plantenvezels tot lendenschorten, hoofddeksels, visnetten enzovoort.


Stola in vlechttechniek
Door het samentrekken of uittrekken van draden, het wegknippen van stof of met bepaalde soorten borduurwerk kan eveneens kant gemaakt worden. In de 16e eeuw werd er in de kloosters veel gehaakte kant gemaakt, waardoor dit ook wel "nonnenwerk" genoemd werd. Het diende ter verfraaiing van linnen en zichtbare boven- en onderkleding. Behalve met de gewone haaknaald kan er ook met een guimpevork gewerkt worden. Men krijgt dan een lussenkant dat veel voor galonnetjes gebruikt wordt.


De Engelse benaming voor kant is "lace" dat is afgeleid van het Latijnse woord "laques" ofwel "lus", dus een gaatje omsloten door een rond, ovaal of anders gevormd stukje garen. Toen Ierland in 1850 geteisterd werd door een grote hongersnood probeerde men d.m.v. haakwerk de kost te verdienen. Bij deze Ierse kant bestaat het motief uit bloem- en bladfiguren in reliëf, die door een netwerk van stokjes met picots zijn verbonden. Helaas wordt deze kunst niet meer beoefend. Waarschijnlijk ontstond in Italië in het begin van de 16e eeuw de genaaide kant als voortvloeisel uit het open naaiwerk.

In 1528 werd er een boek uit gegeven waarin tekeningen staan voor "punto in aria", de Italiaanse benaming voor naaldkant. Bij deze techniek werd er na het wegknippen het


overblijvende materiaal zo bewerkt, dat er geen stof meer zichtbaar was, wat het vaak moeilijk maakte om dit "point coupé" of "fils tires" te onderscheiden van de eerste naaldkant, de "reticella". Reticella betekent "netje" en deze kant ziet er dan ook uit als een netwerk. Beide hadden een rechtlijnig ornament, later ook bloemmotieven, uitgevoerd in verschillende steken. De meest beroemde kanten kwamen uit Venetië.

Ook in Frankrijk werden kanten gemaakt. Om de concurrentie met Venetië het hoofd te bieden, richtte minister Colbert in 1665 een Franse nationale kantindustrie op, door 30 kantwerksters naar Frankrijk te laten komen. Alençon en Argentan zijn hierdoor beroemd geworden. Langzamerhand ontwikkelden zich i.p.v. geometrische vormen steeds meer vrijere motieven. Voor het maken van deze kant werd een ontwerp op calqueerlinnen getekend, die met feston-, cordon-, of knoopsgatensteken omgewerkt werden.


Behalve de Venetiaanse kant is ook de kloskant afkomstig uit Italië. Men werkt hierbij met meerdere draden, die men oorspronkelijk in de hand hield. Wilde men het aantal draden uitbreiden dan moest een helpster haar handen ter beschikking stellen. Dit leidde uiteindelijk tot het gebruik van klosjes. De botjes van varkens- of schapenpoten


Oudhollandse kantklossen uit het VOC schip Batavia, gezonken voor de kust van Australië
werden hiervoor zeer geschikt geacht, waardoor men deze kant ook wel beenkant noemde. Later werden de klosjes van hout gemaakt, dikwijls fraai versierd, met allerhande teksten er in gegrift of een sliertje kralen eraan bevestigd. Met het gebruik van hoekige kralen werden de klosjes zwaarder, hingen ze beter af en rolden ook niet zo gauw weg. Door gekleurde kralen te gebruiken kon men de klosjes gemakkelijker uit elkaar houden.

Genua en Milaan waren in de 17e eeuw zeer bekende kantcentra. De kant van Genua, "point d'esprit", had een geometrisch ornament en bestond verder uit spijlen. Milaan vervaardigde naast goud- en zilverkant een ornament met een ajour rand aan beide zijden en spijlen of mazen aan de achterkant.


Het is echter Vlaanderen geweest dat, mede door de verbouw van vlas en daardoor de beschikbaarheid van linnen en garen, de kant tot zo'n hoge vorm van kunst heeft gebracht. De "point de flandres" kende twee soorten. Bij de eerste soort bleef het aantal klosjes steeds gelijk, bij het tweede werden de verschillende motieven eerst gemaakt en later door spijlen of mazen aan elkaar bevestigd. De "traliekant" heeft een ovaal middenmotief met daaraan bloemen en ranken, en wordt nu nog steeds gemaakt.


Door de komst van Vlaamse kantwerksters naar Frankrijk ontstonden daar ook belangrijke kantcentra. Zo kent men naast kant van Brussel en Mechelen, die van Valenciennes, Chantilly, Rijssel enz. De kant van Rijssel werd veel voor de Nederlandse klederdrachten gebruikt, daarom werd het ook wel Nederlandse kant genoemd. De mooiste kant is toch wel die van Brussel, waarvan men zelfs zeer grote stukken als spreien maakte. Later in de 17e eeuw verspreidde het kantklossen zich verder door Europa en bereikte het zelfs, door de zeevaarders, Amerika en Australië.

Kant ontwerpen kunnen worden gemaakt op punten of op lijnen. Vaak vormen motieven uit de natuur inspiratie voor het kantontwerp, zoals de hopbellen afgebeeld op bijgaande enveloppe. Deze speciale envelop, met lijnontwerp van hoppebelletjes met een vlinder en speciaal stempel, werd uitgegeven ter gelegenheid van de Internationale hoppefeesten te Poperinge (België).


In Zweden vindt het kantklossen zijn oorsprong in Vadstena, rond het midden van de 17e eeuw. Het hoogtepunt was het einde van de 19e


eeuw wanneer de echtgenote van Koning Karel XV, een Hollandse van geboorte, grote bestellingen plaatste in de kantwinkels van Vadstena. Tegenwoordig gebeurt het kantklossen in kunstorganisaties en door privé personen.

In de Verenigde Staten van Amerika is de "Great Lakes Lacers" groep actief, enkele werken van leden van deze groep zijn afgebeeld op postzegels.


In Rusland was in de 17e eeuw een grote Europese invloed van kant merkbaar. Tsaar Peter de Grote had aan zijn hof een atelier dat geleid werd door Brabantse kantwerksters. De meest bekende kantcentra zijn Jelets en Vologda. In Michailov in de provincie Rjazan word ook geklost, bekend is bijvoorbeeld dat in het huis van de componist Tchaikovsky een loper van Michailov kant op de kaptafel lag.


Aan de gevel van het gemeentehuis in Liedekerke staat een standbeeld van een kantklosster ter ere van de eens zo bloeiende nijverheid, de zeer fijne rosalinekant.

Op een gemeenschappelijke uitgave van


Kantklossen is nu een kunstnijverheid
België en Kroatië zijn zowel het standbeeld met kloskant als de naaldkant van het Kroatische eiland Pag te zien. Deze kant is herkenbaar aan zijn uitdrukkelijke geometrische vormen met een transparant ontwerp en een stevige en degelijke ruwe structuur.


Ook de Maltezer kant, "bizilla" genoemd, heeft een geometrische vorm. Op de portzegels is een ovaal kleedje afgebeeld met daarin blaadjes waarvan een aantal is geschikt tot korenaren.

De bizilla wordt geklost met witte, zwarte, of ecru zijde, of met uit Ierland ingevoerd linnen. Tegenwoordig wordt er nog altijd geklost, zij het dan als kunstnijverheid.

Gerard van Dooren