Oostenrijk, een stukje geschiedenis

Oostenrijk heeft, onder welke naam dan ook, invloed uitgeoefend of meegespeeld op het Europese politieke toneel. Reeds in 996 komt Oostenrijk voor het eerst voor op een keizerlijke oorkonde van Otto III onder de naam van ‘Ostarrichi'. In de loop van de geschiedenis heeft het begrip betrekking gehad op een wisselend aantal gebieden waarvan de omvang varieerde met het machtsbereik van het Habsburgse vorstenhuis, wat regeerde vanaf eind van de 13de eeuw tot 1918, het einde van de eerste wereldoorlog, waarbij Oostenrijk behoorde tot de verliezers.

Duidelijk is dat ik in dit artikeltje in ons maandblad niet 1000 jaar geschiedenis ga bespreken. Ik heb daarom gekozen voor een periode van 25 jaar en wel van 1930 tot en met 1955. Waarom juist deze periode? Ten eerste omdat deze periode praktisch synchroon loopt met de eerste 25 jaar van mijn eigen leven, wat een bepaalde interesse wekt van ‘hoe was het toen', en ten tweede in deze periode valt ook de tweede wereldoorlog, een periode waarin Oostenrijk zowel op politiek- als economisch vlak grote moeilijkheden heeft ondervonden.

In de dertiger jaren verbeterden de tegenstellingen, die in de jaren twintig tussen de katholieken en socialisten waren ontstaan, zich niet, integendeel. Tegenover de uit de Volkswehr voortgekomen ‘Sozialistischer Schutzbund' werd de rechts-radicale Heimwehr actief. Naast deze organisatie kwamen verschillende andere, min of meer fascistische organisaties tot bloei. In februari 1930 kwam, onder de kanselier Schober, een vriendschapsverdrag met het fascistische Italië tot stand. Binnenslands echter was er politiek gezien vrijwel een openlijke burgeroorlog aan de gang. Het roer werd op 20 mei 1932 overgenomen door de vroegere directeur van de ‘Niederösterreichischen Landwirtschaftskammer' Dr. Engelbert Dollfuss, die leiding ging geven aan een christelijk-sociale regering.

Na een door de socialisten georganiseerde spoorwegstaking werd door hem op 4 maart 1933 het parlement buiten spel gezet. Dollfuss regeerde vanaf dat moment met dictatoriale middelen, welke hij ontleende aan een wet uit 1917, die door geknoei niet was opgeheven. Op 31 maart 1933 werd het socialistische partijleger de ‘Schutzbund' door Dollfuss ontbonden. Verder verbood hij de organisaties van nationaal-socialisten en maakte aan de autonomie van het socialistische bolwerk Wenen in februari 1934 na een bloedige staatsgreep een einde.

Uit de beschrijving van zijn optreden en ook van het portret op de zegels uit 1934 verwacht je een robuuste vent, niets is echter minder waar. De eerzuchtige, diep religieuze man uit een verarmde boerenfamilie was opvallend klein, 1.51 m, liep vaak trots in een Heimwehruniform rond, en gebruikte veel pathetische woorden en bombastische gebaren. Zijn grote voorbeeld was Benito Mussolini. Op 30 april 1934 werd door de ‘Nationalrat' een nieuwe grondwet aanvaard die de positie van Dollfuss legaliseerde en waarbij Oostenrijk een corporatieve staat op roomskatholieke grondslag werd, met sterke fascistische kenmerken. Orde en regelmaat keerden echter niet terug. De brutale druk vanuit Berlijn door optreden van gefinancierde nationaal socialistische commando's nam hand over hand toe. Op 25 juli 1934 vond een zorgvuldig voorbereide putsch plaats. Een illegale Oostenrijkse SS-eenheid van 154 man drong de kanselarij binnen met de bedoeling de regering gevangen te nemen. Bij een handgemeen werd Dollfuss levensgevaarlijk gewond en bloedde ter plekke dood. Hij werd opgevolgd door Dr. Kurt von Schuschnigg, een bedachtzame aristocraat uit Sud-Tirol. Deze probeerde via een vriendelijke en toegevende politiek de onafhankelijkheid van Oostenrijk te redden. Maar nadat Mussolini in 1936 toenadering tot Duitsland had gezocht was de zelfstandigheid van Oostenrijk uitzichtloos geworden. Op 11 en 12 maart 1938 leidde de intocht van de Duitsers de Anschluss in en deze werd op 15 maart officieel geproclameerd.

Hoe stond Oostenrijk er economisch in deze periode voor? Op donderdag 24 oktober 1929 stortte de New Yorkse effectenbeurs in. Dit was voor de toch al zeer slechte Oostenrijkse economie een geweldige klap. Door internationale hulp, leningen van de Volkenbond en Tsjecho-Slowakije werd getracht de financiële toestand van het land te verbeteren. Als adviseur en controleur van de Oostenrijkse regering werd in opdracht van de Volkenbond in 1931 een Nederlander aangesteld en wel Mr. M.M. Rost van Tonningen, een goede bekende in de latere Nederlandse NSB-kring. In Wenen kwam Rost van Tonningen in contact met de aristocratische kringen en juist in deze kringen heerste, uit ergernis over de grote invloed van de sociaal-democratie in Wenen, de gedachten over aansluiting met het nationaal-socialisme, welk politiek item al een grote aanhang had gekregen. De economische hulp kwam van de landen rondom Oostenrijk: Hongarije, Tsjecho-Slowakije, Italië, Polen en Duitsland. Oostenrijkse exportartikelen waren hout, papier en textiel. Aan het eind van de dertiger jaren dekte de agrarische productie zo'n 81% van het benodigde voedsel. Ook de energie leverde minder problemen op, want in 1937 leverde de waterkracht energie voldoende stroom voor het gehele land.

De Oostenrijkse regering ging over tot het aanbesteden van grote bouwprojecten. Projecten die na 1955, toen toeristen het land gingen veroveren, grote bewondering wekten. Wat te denken van de Grossglockner-Hochalpenstrasse, de ‘Wiener-Hohenstrasse' en de Packstrasse in de Steiermark. De ‘Socialistische Wiener Kommunalverwaltung' bouwde tot in 1934 meer dan 64.000 woningen. Dit alles werd omgeven door zorg voor de mens, zoals medische verzorging, zorg voor de moeders, kindertuinen, zorg voor de oudere jeugd, badhuizen. Voor een groot gedeelte is dit het werk geweest van de minister van Sociale Zaken Ferdinand Hanusch, een vroegere zijdewever uit Schlesien. Andere zaken die werden geregeld: een achturige werkdag, betaald verlof voor arbeiders, verbod op kinderarbeid, werkeloosheidsverzekering en de ziektekostenverzekering. Voor de buitenwereld was dit, gelet op de gespannen binnenlandse politiek, haast een wonder.

Maar in maart 1938 kwam Oostenrijk in een stroomversnelling, onder druk van Hitler werd bevorderd dat de Bundeskanzler Kurt van Schuschnigg enkele leden van de zogenaamde Nationale Opposition in zijn kabinet opnam. Dit waren nationaal gezinden die langs de lijnen van de geleidelijkheid een vorm van Anschluss van Oostenrijk met Duitsland wilden bevorderen. In deze groep bevond zich o.a. de Weense advocaat Dr. Arthur Seyss-Inquart. Schuschnigg werd geprest deze man als minister van binnenlandse zaken in zijn kabinet op te nemen.

Op dinsdag 8 maart ‘38 besloot Schuschnigg dat op zondag 13 maart er een volksstemming zou worden gehouden om verder afglijden van de republiek te voorkomen. Men moest stemmen voor of tegen het voorbestaan van Oostenrijk. Hitler besloot daarop Schuschnigg ten val te brengen. Seyss-Inquart en zijn geestverwanten stelden op vrijdag 11 maart de Kanzler het ultimatum, dat de volksstemming niet mocht doorgaan. Een tweede ultimatum kwam uit Berlijn, waarin werd aangegeven dat Seyss-Inquart Bundeskanzler diende te worden, zo niet dan trok Duitsland Oostenrijk binnen. De bondspresident Miklas kon hiermee niet akkoord gaan. De provocatie werd niet geaccepteerd, waarna op 12 maart een Duitse pantserdivisie de grens overtrok. Op zondag 13 maart werd, onder groot enthousiasme van een groot deel van de Oostenrijkse bevolking, de Anschluss afgekondigd. Opmerkelijk is, en dat tekent de sfeer, dat de Anschluss de hartelijke instemming had van het katholiek Episcopaat, de evangelische ‘Oberkirchenrat' maar ook van de socialistische oud-Bundeskanzler Dr. Karl Renner. Niet minder dan 99,73 % van de bevolking beantwoordde de vraag, ‘Bist Du' het eens met de op 13 maart 1938 voltrokken vereniging van Oostenrijk met het Duitse Rijk en stem je voor de lijst van onze Führer Adolf Hitler, met ja. Over één van de aristocratische uitzonderingen, de familie Von Trapp, werd in de jaren zestig een musical geschreven, de Sound of Music, met aan het eind het wereldbekende lied ‘Edelweiss'.

Vanaf 13 maart 1938 ging Oostenrijk verder onder de naam Ostmark. Wat waren de postale gevolgen? Met onmiddellijke ingang werd de einde der geldigheid van de ‘Dollfuss-zegels', Yvert 459, 460 en 484 of Michel 589, 590 en 588 gesteld op 14 maart 1938. De zegel Yvert 484 / Michel 588 werd direct ingetrokken en vernietigd. De overige zegels mochten tot het einde van de geldigheid gebruikt worden. Vanaf 4 april 1938 werden een aantal Duitse zegels geldig. In de Oostenrijk speciaal catalogus wordt hiervan o.a. een opsomming gegeven.

Ik neem aan dat er in de jaren ‘38 tot ‘45 in Oostenrijk veel gebeurd is, met op de achtergrond de cruciale vraag of de keuze van 1938 wel juist is geweest. Inderdaad ontstaat het inzicht dat het samengaan met het Duitsland van Adolf Hitler, fout is geweest. De onjuiste keuze wordt al snel door vertegenwoordigers van kerk en staat, zoals de Weense kardinaal Dr. Theodoor Innitzer en de socialist Dr. Karl Renner toegegeven, nadat duidelijk is geworden wat de consequenties van de aansluiting zijn.

Doordat er in de Nederlandse kranten regelmatig Duitse frontberichten zijn verschenen, is na te gaan hoe de oorlog zich rond Oostenrijk afspeelde. Door de oorlogsomstandigheden wordt eind maart ‘45 in bijna alle delen van Oostenrijk het postverkeer stilgelegd. De Duitse legerberichten geven aan dat op 28 maart het Russische leger zich in West-Hongarije op 100 km van Wenen en op 35 km van de oostgrens van Oostenrijk bevindt. In de voormiddag van 29 maart bereiken de Sovjets bij Klostermarienberg in Burgenland het Oostenrijkse grondgebied. De opmars gaat zeer snel, op 2 april naderen de Russen de buitenwijken van Wiener-Neustadt, gelegen op 48 km ten zuiden van Wenen Centrum. Door oude Weners, die Pools en Tsjechisch spreken, worden de Russische stormtroepen richting Wenen geloodst. Wenen wordt omsingeld en de Donau bij Klosterneuburg wordt bereikt. De volgende dagen blijkt dat driekwart van Wenen in Russische handen is. Op 12 april is de strijd ten einde, 130.000 Duitsers vallen in handen van de Russen.

Ondertussen is het Amerikaanse leger druk bezig met het elimineren van het Duitse leger in Beieren. Op 30 april valt München, op 1 mei Garmisch-Partenkirchen en de volgende dag wordt Berchtesgaden ingenomen, de plaats hoog in de bergen waar Hitler zijn ‘Adelaarsnest' bewoonde. Het Kremlin geeft uiting aan de overwinning door het afvuren van 24 saluutschoten uit 324 stukken geschut.

Voor Oostenrijk is dit het einde van de oorlogshandelingen, maar het begin van een 10-jarige bezetting door Amerika, Engeland, Frankrijk en Rusland. Op 9 juli 1945 worden de bezettingszones vastgelegd. Burgenland, Niederösterreich en Oberösterreich boven de Donau worden door de Russen gecontroleerd, Salzburg en Oberösterreich ten zuiden van de Donau is zaak van de Amerikanen. De Fransen bezetten Voralberg en Tirol, en de Engelsen zorgen voor de Steiermark, Karinthië en Ost-Tirol. Wenen, dat in de Sovjetzone ligt, wordt opgedeeld in vieren.

Hoe gaat het nu politiek en economisch gezien verder? De nieuwe situatie is, in zijn totaliteit gezien, een zeer bijzondere. Oostenrijk is een door vreemde troepen bezet land, maar is in vergelijking met de nationalistische tijd, maar ook in vergelijking met de dictatoriale -in standen ingedeelde- staat, vrij. Reeds in april 1945 nemen de politieke partijen hun werk weer ter hand. De Oostenrijkse Volkspartij, de ÖVP, als opvolger van de Christelijke Sociale Partij, en de Socialistische Partij Oostenrijk, de SPÖ, worden door een politieke kern van uitgeweken of uit concentratiekampen afkomstigen geleid. De Communistische Partij Oostenrijk, de KPÖ, zwaar gesteund door de Sovjets, krijgt door zijn duidelijk radicale programma bij de bevolking weinig aanhang.

De bevolking keert terug naar oude waarden van vroeger. Men hangt de gedachte aan van de Oostenrijkse cultuur, de eigen Oostenrijkse taal, de Oostenrijkse levensvorm. Diepere betekenis krijgen de woorden als Straus-Waltz, Kaffeehaus en Heurigen.

Op 27 april 1945 wordt met ondersteuning van de Sovjets een provisorische regering onder leiding van de 75 jarige Kanzler Dr. Karl Renner gevormd. De Westelijke geallieerden zien in deze ontwikkeling een afglijden van de Republiek Oostenrijk in de richting van de invloedssfeer van Moskou. Op 25 november 1945 worden de eerste vrije verkiezingen gehouden. De ÖVP krijgt met 85 zetels de absolute meerderheid, de SPÖ wordt met 76 zetels de grootste oppositiepartij. De communisten krijgen slechts 4 zetels.
In juli 1946 worden, tot grote verrassing, een groot aantal instellingen zoals banken, scheepvaart, aardolie-, hoogovenindustrie, grote elektro-, metaal- en machinebedrijven aangemerkt als staatsbedrijven.

Reeds in 1947 beginnen gesprekken tussen de vier grootmachten over de politieke toekomst van Oostenrijk. Gedurende acht jaar vinden onderhandelingen plaats, wat uiteindelijk resulteert in het Staatsverdrag van 15 mei 1955. In de ‘Marmor' zaal van het slot Belvédère wordt om 11.30 uur het verdrag door de ministers van Buitenlandse zaken Molotow (Rusland), Dulles (Amerika), Macmillan (Groot-Brittannië), Pinay (Frankrijk) en Figl (Oostenrijk) getekend. Voor Oostenrijk breekt een nieuwe tijd aan.

Langzamerhand wordt de oorlogsschade hersteld. Op 15 oktober 1955 wordt het ‘Wiener Burgtheater' weer heropend met een voorstelling van Franz Grillparzers Drama ‘König Ottokars Glück und Ende'. Op 5 november van het zelfde jaar wordt ook de Staatsopera heropend en wel met een voorstelling van de opera Fidelio van Beethoven.

Wat gebeurt er echter na maart 1945 op het postale vlak? Op 16 april verschijnt er een mededeling van het voorlopige hoofd van de Postdirectie Wenen, Niederösterreich en Burgenland, waarin de ambtenaren op bevel van maarschalk Tolbuchin worden opgeroepen het werk te hervatten. Op 24 april volgt een besluit dat in het Postambt Wenen 1 direct met het verwerken van de aanwezige post moet worden begonnen. Langzaam komt de postverwerking, maar ook het postspaargebeuren weer op gang.

Op 1 februari 1946 is de ‘Postsparkassendienst' voor geheel Oostenrijk weer in werking. Reeds in juni ‘45, en wel vanaf de 28ste, verschijnt voor de Amerikaanse, Britse en Franse bezettingszone de zegel met de posthoorn. De Russen volgen op 3 juli met de zegel met de wapentekening. Een gemeenschappelijke uit-gave voor geheel Oostenrijk volgt al op 24 november 1945, een 29-delige serie van Oostenrijkse landschapsbeelden.
Echter dient wel de periode van april/juni-juli '45 te worden overbrugd. Dit gebeurt door o.a. gebruik te maken van de nog aanwezige Duitse zegels met de Hitlerkop. Getracht wordt de kop op een of andere manier af te dekken. Verschillende plaatsen hebben hun eigen uitgaven, zoals Wenen, Graz en de Scheibbs uitgave, die door een dertigtal Postkantoren tussen Enns en Traisen wordt gebruikt. Ook gaat men over tot het met kurkstempels zwarten van de koppen en het ontwaarden. Voor de postzegelenthousiasten een machtig verzamelgebied. Interessant hierbij is de ‘Spezialkatalog', Notmaßnahmen in Österreich 1945-1948, van Herbert Stephan.

Iets waar wij nu, in onze computergestuurde wereld, niet aan denken is het overbrengen van berichten via de post. De Amerikanen willen geen informatie uit het bezette gebied naar buiten brengen, vandaar dat zij op 4 juli '45 de US-censuur voor alle gebieden instellen. Op 3 september is in de westelijke zones weer volledig postverkeer mogelijk, op 1 oktober volgt het postverkeer voor heel Oostenrijk. Postverkeer met de USSR is pas vanaf 19 oktober mogelijk.

Het wettig betaalmiddel was tijdens de aanwezigheid van de Duitsers de Reichsmark. Pas op 13 december 1945 wordt de mogelijkheid tot het omwisselen van Marken in Schillingen mogelijk. Buitenlands postverkeer met censuur is mogelijk vanaf januari 1946. Voor het binnenland eindigt de censuur op 7 oktober 1946, het eind van de US censuur buitenland eindigt al op 15 november 1946. De Russische censuur daarentegen wordt pas 12 augustus 1953 opgeheven, voor Duitsland en Japan wordt het einde gesteld op 18 augustus 1953.

In de eerste jaren na 1945 wordt in het uitgavebeleid aandacht geschonken aan de wederopbouw. Een goed voorbeeld hiervan is de serie van de Stephansdom uit december 1946 en de serie Wederopbouw uit 1948. Maar ook worden alweer belangrijke economische of kunstuitingen met zegels omgeven, zoals de ‘Wiener Frühjahrsmesse' uit 1947 en de grote Oostenrijkse Kunsttentoonstelling in het zelfde jaar.

Ook de andere kant, de gevolgen van de oorlog, wordt in zegels getoond zoals in de zegels Krijgsgevangenen uit 1947 en de Tuberculose bestrijdingszegels met de prachtige Oostenrijkse bloemen uit 1948. Herdenkingszegels verschijnen, elk jaar tot op heden worden er wel weer een paar uitgebracht. Op 18 december 1948 verschijnt de kerstzegel, ter herdenking van 130 jaar Stille Nacht, Heilige Nacht van Gruber en Mohr. Duidelijk wordt hiermee ingespeeld op een stukje nostalgie.

Ook economisch gaat Oostenrijk vooruit. In West-Europa is er financieel wat meer armslag, dat vaak resulteert in een reisje naar Oostenrijk, voor velen een ideaal vakantieland. Vooral Tirol moet het van het toerisme hebben, voor Nederland is de N.R.V. (Nederlandse Reis Vereniging) de grote stimulator voor reizen naar dit gebied.

Als slot aandacht voor de zegel van 15-05-'55 met de opdruk Staatsvertrag 1955, waarmee een periode van 25 jaar Oostenrijk wordt afgesloten.

Bob van der Veer