Puntstempel? Vernietiging!!

Vernietiging, vraagt u zich af, hoezo?
Welnu, in de 19e eeuw werd de postzegel gemeengoed. Om herhaald gebruik van een zegel te voorkomen moest die onbruikbaar gemaakt worden. Men beval vernietiging. Nu zeggen wij dat het zegel afgestempeld is. Erg bekend voor het doel was het stempel "Franco kastje".
Per 1 april 1869 kwam daar verandering in. Dat ziet u verderop. Destijds zijn ook andere methoden ter vernietiging gebruikt. Een pennenstreek met vette inkt en ook zeer bekend: een gat erin aanbrengen. U hebt dat ongetwijfeld wel eens bij de telegramzegels gezien.


Telegramzegel met drievoudige vernietiging: gat, pennenstreek en puntstempel.
Alvorens uitgebreider in te gaan op de punt- of "nommer" stempels eerst dit.
In de periode waarin het puntstempel het vernietigingsstempel was zag een poststuk eruit alsof men bij de posterijen er een hobby op na hield. Stempelen was er troef. Drie tot vijf stempels op een brief zijn normaal. Wat zien wij zoal?

Aan de voorzijde twee of drie stempels. Meestal een stempel van het hoofdpostkantoor van verzending en het exemplaar ter vernietiging. Het verzendstempel is jarenlang kleinrond geweest. De vroege versies, met een andere vorm, werden soms in rood geplaatst. Bij afgifte van het poststuk op een hulpkantoor kwam er dan doorgaans midden boven er een naam- of langstempel bij. Aan de achterzijde zien we een stempel van het kantoor van waaruit het stuk bezorgd zou worden. In latere jaren voegde men een bestellerstempel aan toe. Voorbeelden: A12, B29 en C59. Het laatste stempel zie je op ansichtkaarten meestal op de adreszijde. Maar als een poststuk er toch wat anders uitziet, bedenk dan dat alles mensenwerk is en voorschriften niet altijd per ingangsdatum werden nageleefd. De lade met stempels bevatte nog veel meer schoons. Soms zie je ook "na posttijd", PP (port payé), PD (port jusquá destination), Recommandé (aangetekend) en dan zijn we nog niet compleet.


Brief van Arnhem naar Nijmegen met aan de voorzijde het vertrekstempel, een langstempel "HUISSEN", de postzegel met puntstempel, en aan de achterzijde het aankomststempel Nijmegen en het bestellerstempel.

Dan het puntstempel. De navolgende twee alinea's leen ik van de website van de heer G. Radstaat. Het begon allemaal in 1869. Tot dat moment had het stempel, bekend onder de naam "Franco in kastje" dienst gedaan om postzegels op brieven te vernietigen. Het postkantoor van afzending was te zien aan het rode vertrekstempel dat op de brieven geplaatst werd maar wat vaak slecht leesbaar was. Dit werd als zeer hinderlijk ervaren omdat er nogal eens een brief retour gestuurd diende te worden aan de afzender. Het kwam namelijk veelvuldig voor dat een brief niet besteld kon worden omdat uitsluitend naam en woonplaats van de geadresseerde was vermeld. Om de herkomst van een brief in het vervolg gemakkelijker na te kunnen gaan maakte de Minister van Financiën de invoering van "een nommerstempel tot vernietiging van postzegels" per 1 april 1869 bekend.

Een tweede reden van invoering was, dat de punten van het nieuwe stempel dusdanige diepe indrukken in het zegel achter zouden laten, dat afwassen van de inkt onmogelijk werd gemaakt. Daardoor kon de postzegel geen tweede keer gebruikt worden. Op het eerste gezicht minder leuk voor verzamelaars, maar het bovenstaande wetende is het geen reden om de bewuste zegel geheel terzijde te leggen, hoewel men soms zegels tegenkomt waar door de punten van het stempel zelfs gaatjes in het kleinood zijn gekomen. Tot zover Radstaat.

Enfin, in 1869 kreeg iedere plaats z'n eigen nummer, op alfabetische volgorde van nr. 1 (Alkmaar) tot 135 (Zwolle). Opmerkelijk is het nummer van Zaltbommel (13), men ging in de 19e eeuw echter uit van de plaatsnaam "Bommel". Delfshaven met nr. 21 werd in 1886 een bijkantoor van Rotterdam, het vrijgekomen nummer 21 werd aan het nieuwe kantoor Emmen gegeven. Dirksland, nr. 25, werd in 1890 "gedegradeerd" tot hulppostkantoor, waarna nr. 25 in 1891 naar ‘s-Graveland ging. Ook spoorwegkantoren kregen een nummer. Op 15 juni 1893 werden alle puntstempels ingetrokken.

De lijst met bij de nummers behorende plaatsen dan wel treintrajecten zal ik niet weergeven in dit artikel. Zie daarvoor een NVPH catalogus van 2005 of eerder. De beste informatie vindt u in de NVPH Specialiteitencatalogus 2006-2011. Mocht u deze hebben, kijk ook eens naar de namen op blz. 192. In deze catalogus opgenomen prijslijst zijn een aantal fouten geslopen. Een belangrijke is de notering voor het stempel 150 op de 5 cent van 1872. Daar hoort 1.000 euro in plaats van 100 te staan. Dat is niet het enige dat meteen opvalt. Ongetwijfeld zal de samensteller van de lijst, Henk Vleeming, dit in een nieuwe catalogus rechtzetten. Ook zou de minimale prijs op € 1,00 bepaald worden, maar de corrector heeft er toch meerdere over het hoofd gezien. Zo ziet u maar weer: Filatelie is er voor u en ik en wie is er nu niet voutloos? (Voutloos is een grapje).

Voor het juist benoemen van een stempel is het de aangewezen weg om een referentieverzameling aan te leggen. Dat kan door te beginnen met een verzameling op NVPH # 19. Hierbij enkele voorbeelden van nummers die men als beginnend verzamelaar of voor persoonlijk gewin ten onrechte tweecijferig noemde.


Gezien de plaatsing van de punten moet er bij de eerste twee zegels een extra cijfer voor het nummer staan. Bij de zegel rechts is het eerste cijfer vrijwel onleesbaar.
Maar als men de punten rechts van het laatste cijfer bekijkt, staan die er zo dicht achter dat je op het idee moet komen dat het oorspronkelijk een driecijferig nummer is geweest. Het eerste cijfer, de 1 of de 2, viel naast het zegel. Zie daarom de stempels die ook de punten links hebben en daarom beslist uit twee cijfers bestaan.


Goed is bij de tweecijferige nummers de afstand te zien tussen de cijfers en de punten,
anders dan bij de driecijferige nummers.

Dan nog iets over vervalsingen. Ook hiervoor verwijs ik naar NVPH Specialiteitencatalogus 2006-2011, nu blz. 197 onder no. 10. De suggestie om de zeldzamere nummers pas aan te schaffen na keuring onderschrijf ik van harte. Zeker in de 140-serie moet men bij voorbaat op tilt springen. Kijk maar naar de zegels met de stempels 110 t/m 119. Twee pennensteekjes en de middelste 1 is een 4 geworden. Keuren is een dure grap, dus doe het alleen bij hoog genoteerde exemplaren. Bij andere manipulaties is de vermelde suggestie om op de stand van de punten te letten erg nuttig.


Bij deze zegel zijn de punten links-onder naderhand toegevoegd.
Zelf voeg ik er nog een voorbeeld van een manipulatie aan toe. Het stempel "25" is doorgaans van Dirksland. Als de oorspronkelijke bovenste rij punten er goed opstaat, is het zegel vanuit 's-Graveland de wereld ingegaan. De stempelwaarde is dan aanmerkelijk hoger. Er zijn zegels bekend die er uit zien als gestempeld in de laatste plaats. Maar bij daglicht en met een sterke loep zie je dat de extra punten een andere afdruk in het papier nalaten. Dat geeft aan dat die punten er later bijgeplaatst zijn. Ook een bijzondere manier om de verzamelaar om de tuin te leiden.

Omdat zegels met puntstempels gewild zijn, is er ook veel over geschreven. Hierbij verwijs ik naar een artikel van de heer H. Jans in het meinummer 2004 van het Nederlands Maandblad voor de Filatelie. Op de blz. 449 vindt u daar in de rechter kolom onder "noten" nog veel meer bronnen om te raadplegen. Voor zover er geen auteursrechten in de weg staan, kan ik enkele daar vermelde artikelen in kopie leveren.


Volgens de voorschriften mochten puntstempels niet op briefkaarten gebruikt worden. Op deze kaart van 's-Gravenhage naar Zaandam is dat -tegen de regels in- door het ontvangstkantoor toch gebeurd.
Erg nuttig is ook de CD-Rom: Handboek Nederlandse Poststempels van Cees Janssen. Als je (nog) geen referentieverzameling bezit, kun je de stempels opzoeken en vergelijken zoals hierboven al eens is gedaan met o.a. de nummers 18, 118 en 218. De CD-Rom heeft het ISBN nummer 90-808405-1-3. Van deze CD-Rom heb ik geen kopieën. Bij René Hillesum Filatelie te Roosendaal (de uitgever) is dit nuttige stuk verkrijgbaar voor een nette prijs: € 24, franco huis. Behalve puntstempels staat er veel méér op. Het gehele stempellandschap tussen 1865 en 1902. Totaal bijna 2000 A4 pagina's. Zie www.filatelist.com. De laatste vier letters van "filatelist" zijn in dit geval misleidend.

Henk Kuster