Mode van weleer

Nog niet zo heel lang geleden kon je aan iemand's kleding afleiden waar die persoon vandaan kwam, omdat de mensen uit een bepaalde gemeenschap allemaal min of meer het zelfde gekleed gingen. Tot


Volendam
ongeveer het midden van de vorige eeuw waren de zogenaamde streekdrachten een algemeen voorkomend verschijnsel, met name in plaatsen die in de zogeheten 'bible belt' liggen. Doordat mode en kledingkeuze tegenwoordig veel individualistischer zijn geworden zijn deze streekdrachten vrijwel uit het straatbeeld verdwenen. Alleen in enkele plaatsen zoals Staphorst-Rouveen en Bunschoten-Spakenburg-Eemdijk wordt de specifieke streekdracht nog door een aantal oudere dames in ere gehouden (heren zie al nergens meer in streekdracht). Alleen in streekmusea en bij een aantal folkloristische evenementen kun je vandaag de dag nog traditionele kleding bewonderen.


Scheveningen
Vaak wordt er gesproken van 'klederdracht', maar in feite is deze benaming onjuist. Klederdracht is een veel ruimer begrip en betekent letterlijk niets anders dan ‘het dragen van kleding’. Dit kan ook gebruikt worden voor kleding die hoort bij een bepaald beroep (bijvoorbeeld het uniform van een politieman of een verpleegster), of een bepaalde religieuze groepering (bijvoorbeeld het keppeltje van een joodse man of de hoofddoek van een moslimvrouw). Streekdracht is in dit verband een juistere benaming, omdat de kenmerking van de kleding zich beperken tot een bepaalde gemeenschap of dorp.


Ongermuts uit Bunschoten-Spakenburg
Over het algemeen hebben de streekdrachten zich ontwikkeld uit de burgermode, die in de steden, vaak ook elders in Europa, werd gedragen. Doordat op het platteland de mode vaak "achterbleef" bij die in de steden bleven soms oude kledingvormen bewaard. Gaandeweg ontstonden daar ook weer eigen variaties in. Bij de Nederlandse streekdrachten zou je een onderscheid kunnen maken tussen "volksdrachten", vaak teruggaand op kledingvormen uit de 17e eeuw, en "modedrachten" ontstaan uit de 19e-eeuwse mode.


Marken
Kenmerkend voor de volksdrachten is bijvoorbeeld een kledingstuk als de kraplap. Dit is een rechthoekig stuk stof waarmee aan de voorkant de borst en aan de achterkant de rug wordt bedekt. Voor- en achterzijde zijn, met een uitsparing voor de hals, aan elkaar genaaid. Van oorsprong behoorde de kraplap eigenlijk tot de onderkleding en was dan een tamelijk onopvallend kledingstuk, maar

Bunschoten
in de verschillende drachten heeft de kraplap een eigen ontwikkeling doorgemaakt. Het meest spectaculair was die ontwikkeling in Bunschoten-Spakenburg, waar de kraplap zich ontwikkelde tot een hard gesteven "harnas" dat zeer kenmerkend is geworden voor de dracht uit die plaats. Elders, bijvoorbeeld in Volendam, wordt de kraplap nog bedekt door een jakje, maar met uitsparingen aan de voor- en achterzijde zodat de bloemenversiering op de kraplap duidelijk opvalt. Soortgelijke ontwikkelingen hebben ook de

Knipmuts van de Veluwe
gevouwen doek, die over de kraplap heen gaat, en het oorijzer gekend. Tot de volksdrachten kunnen ook de drachten van onder andere Staphorst, Spakenburg, Marken, Walcheren en Zuid-Beveland gerekend worden.

De modedrachten sluiten meer aan op de mode van de 19e eeuw. Over het algemeen bestaat de kleding dan uit een lange, wijde rok met onderrokken, een jak dat versierd is met plooien, kantjes, knoopjes en bandjes en soms -niet altijd- een schort. Typische modedrachten zijn bijvoorbeeld de drachten van het Kampereiland, Rijssen, Huizen en Noord-Beveland.


Huizen
De verschillen in streekdrachten komen vooral tot uiting in de kleding van vrouwen, bij mannen zijn deze veel minder in het oog springend. Dat komt voornamelijk omdat de mannendracht over het algemeen minder verschilt van de burgerdracht dan die bij de vrouwen. Ook is het zo dat meestal de mannendracht ten minste één generatie eerder uitsterft dan de vrouwendracht. Alleen Urk lijkt op deze regel een uitzondering te vormen. Typisch voor veel mannendrachten is de zgn. "klepbroek", die niet

Zomerzegel 2007 met Zeeuwse vrouw uit Zuid-Beveland
met een rits maar met een klep gesloten wordt, en de gouden "keelknopen" waarmee het hemd wordt gesloten. Kinderen vanaf ongeveer 4 à 5 jaar werden ook in streekdracht gestoken, veelal een kopie van de kleding van de volwassenen, zij het dat de sieraden zoals knopen en oorijzers bescheidener waren of ontbraken.


Streekdrachten op zegels Grenzeloos Nederland-Suriname
In vrijwel alle streekdrachten bestaat er een duidelijk verschil tussen de zondagse kleding en de daagse kleding. De zondagse kleding is over het algemeen zeer kostbaar en wordt alleen gedragen om erin naar de kerk te gaan, of -niet overal- bij heel bijzondere andere gelegenheden. In veel drachten geldt dat zondagse kleding nooit gewassen mag worden. Moet dat toch een keer gebeuren, dan is "de zondag eraf". Vooral aan

Friesland
de mutsen is te zien dat er zondagse kleding wordt gedragen. De knipmuts bijvoorbeeld werd uitsluitend op zondag gedragen. Ook de sieraden zijn vaak kostbaarder en mooier dan die voor door de week. Bij de daagse kleding kan een onderscheid gemaakt worden tussen werkkleding en "opknapkleding". De opknapkleding is meer voor "netjes", nadat het werk in de stal, de tuin of de keuken is gedaan. Ook zou men nog de "uitgaanskleding" kunnen onderscheiden die bijvoorbeeld gedragen wordt als men boodschappen gaat doen op de markt, of als men op visite gaat.

Vrouw in streekdracht op zomerzegel 2005
Werkkleding is meestal gemaakt van sterke en goed wasbare stof. Ook het "doorschuiven" van kledingstukken kwam vaak voor: een kledingstuk dat eerst voor de zondag bestemd was, wordt dan bijvoorbeeld na het eerste wassen als opknapkleding gebruikt, en uiteindelijk als werkkleding afgedragen.

Met kleding van de streekdracht kon heel veel duidelijk gemaakt worden. Zo kun je met kleding laten zien of je arm of rijk bent, welk geloof je had en of je getrouwd was of niet. Ook werd door de kleding duidelijk of je in rouw was. Vroeger was kleding erg kostbaar, omdat alles met


Langettemuts (Walcheren)
de hand gemaakt werd. De garens werden met de hand gesponnen, de stoffen werden met de hand geweven en de kleren werden met de hand in elkaar genaaid. Sommige stoffen waren erg duur omdat ze uit verre landen kwamen, zoals zijde. De kledingstukken waren zo kostbaar dat ze net als geld, huizen en sieraden in testamenten vermeld werden. De kledingstukken werden van ouders naar kinderen en kleinkinderen doorgegeven, eindeloos gedragen en dan nog tweedehands verkocht. Om toch ‘in de mode’ te blijven, werden bestaande kledingstukken vermaakt en aangepast. Uiteindelijk kwamen de kledingstukken via een erfenis of verkoop bij arme mensen terecht die de kleding tot op de draad versleten.


Volendam
Anders dan in de burgerdracht is bij de meeste streekdrachten ook het dragen van rouw bewaard gebleven. Na het overlijden van een familielid, buur of goede vriend, wordt gedurende een bepaalde periode rouw gedragen. Deze rouwperiodes waren aan strikte voorschriften gebonden: bijvoorbeeld 2 of 3 jaar rouw na het overlijden van een ouder, of 3 maanden na het overlijden van een neef of nicht. De lengte van de rouw was niet overal gelijk. In sommige streken was het gebruikelijk dat een weduwe de rest van haar leven in rouwdracht bleef, tenzij ze opnieuw trouwde. Rouwdracht wordt soms ook gedragen vanwege de geloofsovertuiging, als een uiting van nederigheid en van boetedoening

De Ronde Kap van Marken
tegenover God. Vrijwel alle streekdrachten kennen een onderscheid tussen zware rouw, bijvoorbeeld gedragen na het overlijden van een van de ouders of de echtgenoot, en lichtere rouw, gedragen wanneer bijvoorbeeld een oom of tante is overleden of wanneer de periode van de zware rouw voorbij is en men gaat "afrouwen". Sommige streekdrachten kennen een nog verfijnder onderscheid; zo hebben er op Marken wel zeven verschillende rouwgraden bestaan, en in Staphorst is er een dracht die uitsluitend wordt gedragen op de laatste

Voorstudie voor kinderzegel 1960
zondag van de rouw, dus voordat men weer overgaat tot "uit-de-rouwse kleren". Rouwkleding is te herkennen aan de kleding zelf, aan de muts die wordt gedragen en ook aan de sieraden. Bij de meeste drachten is de kleur rood taboe als men in de rouw is. Kleuren als blauw, paars en groen ziet men vaak in de lichte rouw, in de zware rouw overheerst het zwart. Ook het kant aan de mutsen wordt in de meeste drachten achterwege gelaten als men in de rouw is. In de sieraden worden goud en bloedkoraal in veel gevallen vervangen door zilver en git of soms granaat. Het goud aan het oorijzer blijft echter ook in de rouw meestal behouden. In de noordelijke provincies van het land werden de gouden "stiften" aan het oorijzer dan soms wel bedekt met zwarte stof.


Kaasmeisjes
De bekendste streekdracht van Nederland - ook internationaal - is die van Volendam. "Frau Antje", het meisje, dat in Duitsland de Nederlandse kaas promoot, draagt een afgeleide van de Volendamse dracht. Ook veel toeristen komen naar Volendam vanwege de klederdracht. Het is echter niet zo, dat deze dracht is ontstaan of in stand gehouden wordt omwille van de toeristen. De dracht is bekend geworden dankzij de schilders die rond 1900 in Volendam neerstreken. Kenmerkend is vooral de Volendammer hul die op het hoofd wordt gedragen, en de bloedkoralen kettingen, bestaande uit drie rijen dikke bloedkoraal, met een rechthoekig gouden slot, waarop vaak een scheepje of iets dergelijks is afgebeeld.


Marken
Ook heel kenmerkend is de streekdrachten van Marken, met een rijk geborduurd rijglijf, een soort korset, dat versierd is met borduurwerk. Ook de "bauw" is bijzonder: dit is een klein lapje mooi bedrukte stof, dat ter versiering op de borst wordt gedragen. Vooral op zon- en feestdagen zijn dit vaak zeer fraaie, antieke stukjes textiel. In de dracht van Bunschoten/Spakenburg/Eemdijk zijn de grote gesteven kraplappen heel opvallend, die als een soort schild over de borst, schouders en rug worden gedragen. Ze zijn gemaakt van vaak prachtig bedrukte katoen, die met veel stijfsel in model wordt

gehouden. Net als de bauwen op Marken zijn ze op zon- en feestdagen vaak van antieke stof gemaakt. Het bekende "Zeeuws Meisje" is een dracht met een grote schelpvormige kap, zoals die wordt gedragen op Walcheren en Zuid-Beveland (o.a. Arnemuiden en het naburige Nieuw- en St. Joosland).

Al aan het begin van de 20e eeuw voorspelde men het verdwijnen van de streekdrachten. Tegen die achtergrond gezien is het verrassend dat een aantal drachten zelfs de 21e eeuw nog hebben gehaald. Redenen voor het verdwijnen van de streekdrachten zijn onder andere geweest de toegenomen mobiliteit, waarbij mensen vaker buiten de eigen


Vrouwen in Staphorst
dorpen en streek komen, de Tweede Wereldoorlog, toen er schaarste was aan allerlei stoffen die men nodig had voor de dracht, en - ook daarna - de hoge kosten die eraan verbonden waren. Redenen om van de streekdracht af te stappen zijn vaak de strenge rouwvoorschriften, die niet golden voor wie niet "in dracht" was, het praktische ongemak (het duurt vaak wel even voordat je volledig "aangekleed" bent) en voor sommigen wellicht ook: de opdringerigheid van toeristen die zich vergapen aan mensen in streekdracht.


"Bloot" oorijzer uit Staphorst
Tegenwoordig zijn er nog zo'n tien plaatsen of streken waar nog dagelijks streekdracht wordt gedragen. Over het algemeen betreft het alleen nog de vrouwen, van wie de meesten hoogbejaard zijn. Verreweg de meeste draagsters zijn er nog te vinden in Staphorst en Rouveen: ongeveer 500 vrouwen en nog enkele mannen. Op een goede tweede plaats komt Spakenburg/Bunschoten/Eemdijk met ongeveer 300 vrouwen. In Zeeland zijn er nog een goede honderd draagsters op Walcheren (onder andere Westkapelle, Domburg, Veere), in Arnemuiden (in dit dorp heb je in Zeeland nog de beste kans om de dracht "in het echt" te zien) en Zuid-Beveland. Veel kleinere aantallen zijn er dan nog in Scheveningen, Volendam, Marken, op de Noord-Veluwe (Hierden, Nunspeet, Doornspijk, Oldebroek) en op Urk.


Urker streekdracht
Het is duidelijk dat de streekdrachten als dagelijks gedragen kleding op niet al te lange termijn zullen gaan "uitsterven". Deze term moet helaas letterlijk genomen worden. Degenen die nu nog streekdracht dragen doen dat over het algemeen met overtuiging en zullen niet zo snel "in burger" gaan. Soms worden ze hier toch toe gedwongen, bijvoorbeeld na opname in een bejaardentehuis, en als er niemand is die kan helpen met het aankleden.


Hindeloopen
Gelukkig betekent dit alles niet dat de streekdrachten helemaal zullen gaan verdwijnen. In sommige dorpen is juist het verdwijnen ervan aanleiding geweest om bij gelegenheid de oude kleding nog weer eens te dragen. Dat gebeurt bijvoorbeeld massaal op Urk (op de zaterdag voor Pinksteren), maar ook bijvoorbeeld in Volendam tijdens het Volendammer weekeind (eind juni), op Marken (Koningsdag), en in Spakenburg (visserijdag).

Verder zijn er overal in het land klederdracht- en kostuumgroepen ontstaan die zich inspannen om de oude kleding te bewaren en te bestuderen, en die bij gelegenheid te showen aan het publiek. De oudste groep is waarschijnlijk die uit Hindeloopen, opgericht in 1912, nadat in 1882 de laatste draagster van de Hindelooper dracht was


Walcheren
overleden. Jaarlijks zijn er evenementen waarbij men deze groepen aan het werk kan zien, bijvoorbeeld in Nunspeet op "Eibertjesdag" (de vrijdag na Hemelvaartsdag), in Spakenburg op de eerste Spakenburger dag (voorlaatste woensdag in juli), in Schagen op de West-Friese markten (er is een speciale dag gewijd aan de klederdrachten), en de "nostalgische dag" in Goes. Ten slotte zijn er in Nederland ook tal van koren (bijvoorbeeld de Veluwse koren, of de Urker zangers) en volksdansgroepen, die optreden in klederdracht. Sommige van deze groepen doen dat zeer zorgvuldig maar bij anderen is de historische betrouwbaarheid van de kleding niet altijd even goed.

Tot slot blijven de streekdrachten ook voortleven in de burgermode. Sommige kledingmerken en modeontwerpers laten zich duidelijk inspireren door de streekdrachten. En zo kun je ook vandaag de dag nog op een willekeurig schoolplein meisjes en moeders zien lopen in rokjes die met onmiskenbaar Staphorster motieven zijn bedrukt, al zijn de draagsters zelf zich hiervan meestal niet bewust.

Ton Vis


In 1911 gaf Philips een fraaie serie reclamekaarten uit met streekdrachten. Bovenste rij: Hindeloopen, Noord-Holland en Staphorst. Midden: Zeeland, Marken en Zeeland. Onderste rij: Zeeland, Bunschoten en Scheveningen.