De oerhollandse, exotische tulp

Wie Nederland zegt, denkt aan klompen, molens en tulpen. Dat is althans het beeld dat het Nationaal Bureau voor Toerisme (NBT) al jarenlang in het buitenland van ons land schept. Natuurlijk, wij zijn een


Molens en tulpen, kan het Hollandser?
uniek volkje met vele eigenaardige gewoonten. Maar er zijn maar weinig Nederlanders die nog op klompen lopen, en molens waren gewoon een slimme manier om windkracht te gebruiken om machines zoals maalstenen, zaagbladen en waterpompen aan te drijven voordat er stoomkracht of elektriciteit bekend was. Maar de tulp, is die Hollands? Nee, eigenlijk niet, al hebben wij deze bloem ons wel min of meer toegeëigend. Hier het verhaal van dit fraaie bolgewas.

Van oorsprong is de tulp afkomstig uit de bergen van Kazachstan en omliggende landen. In deze streek groeien tulpen ook nu nog in het wild, in andere landen komen alleen gekweekte exemplaren voor. Door


veroveringen van Sultan Süleyman I in het begin van de 16e eeuw is dit gebied onder Ottomaanse invloed komen te staan, waardoor de tulp ook in Turkije terecht gekomen is. In Turkije werd het een populaire voorjaarsbloeier, een symbool van leven en vruchtbaarheid. Ottomaanse sultans droegen de tulp op hun tulband als symbool. De naam tulp is afkomstig van het Perzische woord 'tulipan', wat tulband betekent.
In Europa werd men op de tulp geattendeerd door een Weense Ambassadeur in Turkije, Ghislain de Busbecq, die over de kleurige bloemen schreef die hij in 1551 in het Turkse Edirne had gezien. Later zond hij enkele zaden van de plant naar Oostenrijk.


In 1562 kwam de tulp via Antwerpen als eerste West-Europa binnen. Rond 1593 verschenen de eerste tulpen in Nederland. De eerste gedocumenteerde exemplaren werden door Carolus Clusius, een Vlaamse arts en botanist, geplant in de door hem vanaf 1593 geleide Hortus Botanicus in Leiden. Het kweken van tulpen in deze expositietuin was slechts voorbehouden aan een enkeling, bezoekers mochten er alleen maar naar kijken. Na een inbraak in de Hortus, waarbij een aantal bollen werd gestolen, verspreidde de tulp zich echter snel over Nederland. De handel in tulpen was begonnen.

Het bedrag dat er in die tijd voor een enkele tulpenbol betaald moest worden was gigantisch. Het waren uitsluitend de rijken die zich in deze tijd de exclusieve bloem konden permitteren.


Hoe vreemd het misschien lijkt, het Hollandse klimaat leende zich uitstekend voor het kweken van bolgewassen. Tulpen hebben kou nodig om te kunnen groeien, met koude nachten en een koude winter (maar niet té koud) en een nat, regenrijk voorjaar. Met name vlak achter de duinen vinden we ideale condities voor de tulpenteelt. Vroeger heeft men een deel van de duinenrij aan landzijde tot vlak boven het grondwaterpeil afgegraven voor zandwinning, dat afgraven noemde men afgeesten. De ontstane

vlakke grond kon gecultiveerd worden, de zogenaamde geestgronden. Het is over het algemeen kalkrijke zandgrond vermengd met wat leem of klei, een prima voedingsbodem voor de tulp, maar ook voor bolgewassen als de hyacint en de narcis. In het voorjaar vind je hier lange rijen bloemen in de prachtige, felle kleuren, niet voor niets heet de strook land langs de Zuid- en Noord-Hollandse duinen de 'bollenstreek'. Veel mensen

Tulpen in een bollenveld
trokken en trekken er op uit om de bloemenpracht te zien. In het voorjaar maakte men graag een ritje met de tram tussen Haarlem en Leiden, die sinds 1881 reed. Al gauw werd deze verbinding in de volksmond de 'bollenlijn' genoemd.


Tegenwoordig vinden we ook bollenvelden verder landinwaarts, omdat men er door mechanisatie in geslaagd is om zandlagen die door klein en veen bedekt waren naar boven te halen, eigenlijk dus de bodemstructuur om te keren.


Aan het begin van de 17e eeuw waren er nog maar weinig bollen beschikbaar, hoewel de bloem geliefd was onder de rijken en welgestelden. Er ontstond dan ook al snel een levendige handel in bloembollen. In eerste instantie konden alleen vermogende mensen deze zich veroorloven, ze komen daarom veel voor op oude landgoederen. Bloembollen werden in de 17e eeuw ook wel door apothekers verkocht omdat men meende dat een bol geneeskracht bezat. Zo tussen 1630 en 1637

ontstond er in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden rond de tulpenbol een bizarre tulpenmanie, ook wel 'tulpenrage', 'tulpengekte' of 'bollengekte' genoemd. Plotseling werden tulpenbollen speculatieve handelswaar. De gekte dreef de prijzen op tot exorbitante hoogte, zozeer dat de tulpenbol zijn gewicht in goud waard was. Vaak kregen de kopers alleen een stuk papier waarom stond dat ze de eigenaar waren van een bol, een soort aandeel. De bollen zelf zagen ze meestal niet, soms bestonden ze ook helemaal niet. De rage was eind 1636, begin 1637 op zijn hoogtepunt. Eén enkele bol bracht op een veiling in Haarlem een bedrag op van 6000 gulden, de

prijs van een riant grachtenpand in Amsterdam ofwel 20 jaarsalarissen van een vakman. In februari 1637 zakte de 'bollenmarkt' even plotseling in als zijn ontstaan was, veel bollenspeculanten berooid achter-latend. De tulpenmanie geldt wereldwijd als de eerste economische zeepbel (bubbel) gevolgd door een beurskrach. Eén voordeel heeft dit echter wel gehad: de tulp was het gesprek van de dag en dat maakte de bloem ongekend populair. Vele schilders maakten stillevens met tulpen en ook werd het bolgewas onderwerp van literatuur uit die tijd.


De tulp (Tulipa) is een geslacht van eenzaadlobbige planten uit de leliefamilie (Liliaceae). Tulpenbollen worden gewoonlijk in oktober en november geplant, de bloeiperiode loopt van half april tot in mei. Behalve de gecultiveerde tulp kent men

ook de botanische variant die vooral geschikt is voor in de tuin, omdat de bollen in de grond kunnen blijven zitten en het jaar daarop weer uitkomen. De bostulp (Tulipa sylvestris) is de enige soort die in Nederland in het wild voorkomt en is ingeburgerd vanaf de 19e eeuw.

Het kweken van nieuwe bollen gebeurt door in het najaar tulpenbollen te planten. De knoppen tussen de bolrokken van deze bollen groeien uit tot nieuwe bollen, waarbij de oude bol gebruikt wordt als voedsel. De knop die naast het groeipunt zit, de zogenaamde 'A'


knop, groeit uit tot een grote bol die te verkopen is voor de bollenproductie, of direct aan de consument. Kleinere groeiknoppen die op de bol ontstaan, de zogenaamde b, c, d en e knoppen, groeien uit tot kleine bolletjes, klisters genoemd. Deze worden in de zomer

tijdens het bollen pellen, als de wortels en de oude huls van de bol verwijderd worden, van de grote bol afgehaald. In het najaar worden deze weer geplant op het land, om uit te groeien tot een grote bol. Op deze wijze houdt men de bollenproductie in stand: grote bollen worden gebruikt voor bloemproductie of rechtstreeks verkocht aan de consument, en de kleine bollen worden in het najaar opnieuw geplant.

De tulp kent veel willekeurige mutaties die nieuwe variaties en kleuren opleveren. Deze spontaan gemuteerde tulpen waren vroeger heel waardevol, omdat ze een nieuwe lijn voor de kweek mogelijk maakten


met interessante nieuwe vormen en kleuren. Tegenwoordig kan men door bepaalde kenmerken te kruisen nieuwe variaties kweken, toch duurt het gemiddeld 25 jaar om een volledig nieuwe tulpensoort op de markt te brengen. Sommige tulpen zijn gestreept of gevlekt van kleur, deze effecten zijn het resultaat van een virusinfectie, die overgebracht wordt door bladluis. De variatie blijft alleen behouden als je de bollen vermenigvuldigt. Als je de tulp via zaad opkweekt wordt dit niet op een nieuwe generatie overgebracht.


Nederland is beroemd om zijn gecultiveerde tulpen en is uitgegroeid tot een van de grootste exportlanden van tulpen en tulpenbollen. In het vorig seizoen (2011) werden er zo’n 1,9 miljard tulpenbollen geëxporteerd, samen met nog eens 1,4 miljard snijtulpen. De bloemenveilingen in Rijnsburg en Aalsmeer zijn er groot door geworden. Talloze buitenlanders komen speciaal naar de Hollandse kuststreek om de tulpenvelden in bloei te zien. De Keukenhof in Lisse, een schitterende openluchtshow van voorjaarsbloemen dat sinds 1947 gehouden wordt in het

Kasteel Keukenhof
landschapspark rond het gelijknamige kasteel Keukenhof, trekt jaarlijks ruim 800.000 bezoekers. Vlakbij de Keukenhof vind je Museum de Zwarte Tulp, waar de ontstaansgeschiedenis van de tulp uit de doeken wordt gedaan. Maar de echte geschiedenis van de tulp wordt in stand gehouden in de Hortus Bulborum in Limmen, een plaats in Noord-Holland. Hier groeien de oudste tulpenrassen, van bollen uit de 16e, 17e, 18e, 19e en 20e eeuw. Van deze oude soorten wordt 95% nergens anders ter wereld meer gekweekt. De oudste gekweekte Hollandse tulp, de Duc van Tol, dateert uit 1595. Het tulpje met minuscule bloembladeren in rood en geel is niet groter dan 10

centimeter, ongeveer het formaat van een krokus. Dit kleine plantje moest op een hoogte van 2500 meter in de bergen van Centraal-Azië weer en wind kunnen weerstaan.

Momenteel worden er meer dan 2500 verschillende tulpensoorten in Nederland gekweekt. Door deze grote verscheidenheid in kleur en vorm is de bloem zeer geliefd, zowel in de tuin als thuis in een vaas. Het is de ultieme lentebode die kleur en sfeer brengt na de lange sombere winterperiode. We kunnen trots zijn op onze tulp, die via export zijn weg vindt over de gehele wereld. Als je het zo bekijkt is de waarde van de tulp als symbool voor onze natie alleszins verdiend!

Ton Vis