Utrecht, hart van Nederland

In meerdere opzichten is Utrecht een bijzondere provincie in Nederland. Door de centrale ligging is het een knooppunt van verkeer-, spoor- en waterwegen, met de daarmee gepaard gaande economische bedrijvigheid. Niet alleen op handelsgebied (Jaarbeurs!), ook in religieus opzicht heeft Utrecht altijd een prominente rol gespeeld in de Nederlandse samenleving. Hoe het een en ander zich in de loop der eeuwen heeft ontwikkeld kunt u lezen in dit verhaal.


De eerste postzegels van Nederland werden gedrukt in Utrecht
Voor filatelisten is Utrecht natuurlijk de stad waar in 1852 de eerste postzegels in Nederland het levenslicht zagen. Voordat de productie van zegels werd overgebracht naar drukkerij Joh. Enschedé en Zn. te Haarlem, werden de zegels gedrukt bij de Rijksmunt in Utrecht. Deze instelling was toen nog gevestigd aan de Oudegracht vlakbij de Viebrug, zeg maar op de plek waar nu de achterzijde van het Hoofdpostkantoor aan de Neude te vinden is. Een plaquette in het hoofdpostkantoor herinnert nog aan de Rijksmunt en de eerste postzegels die er vervaardigd zijn. Verder houdt de naam van het pannenkoekenhuis in de werfkelder de herinnering warm: deze heet nog altijd "De Oude Muntkelder".

Geschiedenis
De eerste bewijzen van bewoning van wat nu de stad Utrecht is dateren uit de Romeinse tijd. Langs de noordrand van hun grote rijk, een grens die gevormd werd door de toenmalige loop van de rivier de Rijn, werd een verdedigingslijn opgezet om invallen van barbaarse Germaanse volkeren te voorkomen. Langs de gehele Rijn werd van Vetera (het huidige Xanten) tot aan Katwijk een rij forten (castella) aangelegd. De Romeinse generaal Corbulo stichtte ook zo'n castellum bij Trajectum, dat in het Latijn letterlijk "doorwaadbare plaats" betekent.


Het wapen van Utrecht, dat de gehalveerde rode mantel van St. Maarten symboliseert
Restanten van dit castellum zijn gevonden op het Domplein, indertijd een van de hoger gelegen delen langs de Rijn. Deze rivier had toen een heel andere loop dan tegenwoordig, en liep goeddeels langs de Kromme Rijn, Leidse Rijn en Oude Rijn om bij Katwijk in zee uit te monden. Uniek aan het Utrechtse castellum is dat er een tempel bij gebouwd was, iets dat men elders nergens heeft teruggevonden. Rond het fort, dat rond het jaar 47 van onze jaartelling gebouwd werd, ontstonden kleine dorpjes met bijvoorbeeld een herberg, winkels, een bordeel en de woningen voor de vrouwen en kinderen van de legionairs.


Het Duitse Huis is het oudste stenen huis in Utrecht, nu een onderdeel van Hotel Karel V.
Tot het jaar 400 bleef het tamelijk rustig in het Romeinse rijk, de zogenaamde Pax Romanum. Rond 400 kwam echter een grote volksverhuizing op gang, allerlei volkeren trokken door Europa op zoek naar een beter bestaan of op de vlucht voor de Hunnen, een Aziatisch steppevolk. In het jaar 410 werd Rome geplunderd door de Visigoten, waarna steeds meer troepen teruggetrokken werden. Vanaf 450 trokken de Franken aan de noordgrens het rijk binnen. Het castellum in Trajectum werd door de Romeinen verlaten maar werd al gauw weer bewoond door de plaatselijke bevolking.

Vanaf 450 koloniseerden de Franken, waarin verschillende Germaanse stammen verenigd waren, een groot gebied lopende van Duitsland tot de dalen van de Moezel, Maas en Schelde. De vrijgekomen gebieden in het noorden werden ingenomen door de Friezen. De Frankische koning Clovis wilde de overgebleven Romeinen, Galliërs en Franken in zijn rijk verenigen, waarvoor hij de steun van de kerk nodig had. Clovis was, zoals de meeste Franken, een heiden, maar de Romeinen en Galliërs waren vrijwel allemaal tot het Christendom bekeerd. Om macht te verkrijgen over alle volkeren liet ook Clovis zich bekeren, zodat hij met behulp van de kerk de rest van Gallië kon veroveren. Toen dat eenmaal gebeurd was veroverden Clovis en zijn opvolgers de streken rondom Utrecht weer terug op de Friezen. Utrecht zou een militair bolwerk in de strijd tegen de Friezen worden. Na de dood van Clovis in 511 nam de macht van de Frankische vorsten af, en de feitelijke macht kwam te liggen bij de hofmeiers, afgezanten van de koning. Hofmeier Pippijn II werd een belangrijk man, want hij wist de streken rondom Utrecht terug te veroveren op de Friezen. Hij versloeg de Friese koning Radboud en sloot met hem een bondgenootschap, waardoor de rust in deze streek terugkwam. De Frankische koning Dagobert stichtte in 630 in Utrecht een klein kerkje dat hij aan Sint Maarten wijdde. Twintig jaar later werd dit kerkje echter door de Friezen verwoest.


De Engelse monnik Willibrord
In 690 kwam de monnik Willibrord vanuit Engeland naar Nederland, met het doel de Friezen te bekeren. Pippijn II zag hiervan het voordeel in, net als Clovis gedaan had in Gallië zou hij hiermee zijn macht kunnen vergroten. Willibrord werd dan ook met open armen ontvangen, en mocht zich vestigen in Trecht (Utrecht), dat hiermee het geestelijk centrum van deze streken werd. Willibrord werd de eerste bisschop van Utrecht en kreeg later zelfs, als eerste bisschop in de wereld, van de paus het pallium (een witte wollen band) waarmee hij aartsbisschop werd. Hij liet de kerk die Dagobert gesticht had herbouwen en liet ook nog een tweede kerk bouwen, de Sint Salvatorkerk.

In 714 stierf Pippijn II, Willibrords beschermer. De Friese koning Radboud kwam in opstand en veroverde de gebieden weer terug. Willibrord vluchtte weg en vestigde zich in Echternach in het huidige Luxemburg. Maar Karel Martel, de bastaardzoon van Pippijn II, werd nu hofmeier en veroverde de gebieden weer terug. Willibrord kon weer terugkeren naar Trecht.


De Heilige Bonifatius
In 716 kreeg Willibrord hulp van Bonifatius die ook een deel van het bekeringswerk op zich nam. In 739 overleed Willibrord en Bonifatius werd waarnemer in het bisdom Utrecht. In 741 overleed Karel Martel, die werd opgevolgd door Pippijn III, die zich later tot koning zou laten kronen waarbij hij door Bonifatius ingezalfd werd. Als tegenprestatie moest hij in 754 de paus helpen toen Rome door de Longobarden bedreigd werd. In datzelfde jaar werd Bonifatius door heidense Friezen bij Dokkum vermoord. Pippijn III stierf in 768 en werd opgevolgd door Karel de Grote, die later keizer werd.

Vanaf 855 werd Trecht en de omringende streken geteisterd door invallen van de Noormannen. De bisschoppen vluchtten weg uit de stad en hielden tot 918 voornamelijk zitting in Deventer. In 918 keerde bisschop Balderik terug naar Utrecht, die zorgde dat de kerken hersteld werden en de stadsmuur weer in goede staat was. Hierbij werd ook de St. Maartenskerk gebouwd. Men ging Trecht rond deze tijd steeds vaker Utrecht noemen, vermoedelijk door een samentrekking van Uut (benedenstrooms) en Trecht (doorwaadbare plaats).


De feestdag van St. Maarten, 11 november, wordt met fakkeloptochten gevierd
Utrecht bestond in deze tijd eigenlijk uit twee steden. In de eerste plaats was er het centrum van geestelijke bloei en geleerdheid, op en rond het Domplein. Binnen de stadsmuren waren de St. Maartensdom gelegen, de kapittelkerk van St. Salvator, het kasteel van de bisschop en woningen van de kanunniken. Zuidelijker lag de stad der leken, ongeveer op de plek waar nu de Steenweg ligt. Hier woonden en werkten de ambachtslieden en handelaren, met hun werkplaatsen en aanlegplaatsen voor schepen. Deze stad lag buiten de stadsmuren van het Domplein en was daardoor kwetsbaar voor aanvallen van buitenaf, bijvoorbeeld de Noormannen. Nadat bisschop Balderik de stadsmuur verstevigd had bloeide de handel enorm op, vooral omdat de handelaren en ambachtslieden in geval van nood konden uitwijken naar de bisschoppelijke burcht achter de muren.


Willibrordus als bisschop van Utrecht, hier afgebeeld met de Domtoren
Onder bisschop Bernold ging het bisdom van Utrecht onder het Duitse rijk vallen. Ook werden er meer kerken gebouwd, zoals de St. Pieterskerk, de St. Paulusabdij en de St. Janskerk. In 1122 ontvingen de bewoners van Utrecht het stadsrecht uit handen van bisschop Godebald. Dit betekende dat nu ook de koopmanswijk ommuurd werd en dat de marktplaats binnen de stadsmuren kwam te liggen, waardoor de handel veiliger werd. De Duitse keizer Hendrik V bevestigde het stadsrecht en maakte de handel in Utrecht vrij van bisschoppelijke tol. Hendrik voelde zich erg thuis in Utrecht, hij bezocht de stad liefst zes keer en overleed er ook in 1125. Zijn stoffelijke resten werden bijgezet in de Dom. Rond deze tijd werd de Oudegracht gegraven. In deze tijd besloeg het gebied van Utrecht bijna de helft van Nederland, een Nedersticht ter grootte van ongeveer de provincie Utrecht, en een Oversticht bestaande uit Overijssel, Drenthe en de stad Groningen.


Op deze foto is goed te zien dat het schip van de Domkerk verdwenen is
In 1253 woedde er een grote brand in Utrecht en brandde de St. Maartenskerk helemaal af. Er werd nu besloten een nog grotere en mooiere kerk te bouwen: de Domkerk. In 1254 werd de eerste steen gelegd, maar er waren al snel problemen met de financiering. De adel gaf geen geld want dat gaf men liever uit aan eigen grafkerken, en de kerk had al het geld nodig voor het besturen van het bisdom. Al het geld moest daarom van de leken, de gelovigen komen. In 1321 werd begonnen met de bouw van de Domtoren die na circa 60 jaar al af was, dit in tegenstelling tot de Domkerk die in 1525 nog niet gereed was. De bouw werd toen wegens geldgebrek snel afgeraffeld, met name het schip, wat daardoor zo slecht van constructie was dat het bij een zware storm in 1674 werd weggeblazen. Van de Domkerk bleef alleen het koor staan, en is sindsdien gescheiden van de toren. Pas rond 1840 werden de puinhopen van de ingestorte kerk opgeruimd en werd het huidige Domplein ingericht.


Karel V
In 1528 droeg de bisschop en landsheer van Utrecht, Hendrik van Beieren, zijn macht over aan Karel V van Habsburg. Karel V was op dat moment de machtigste man in Europa, hij was koning van Spanje, keizer van Duitsland en werd nu ook heer der Nederlanden. De gevolgen van de machtsovername waren voor Utrecht niet gering. Utrecht werd een militair steunpunt van de Habsburgse macht, dit omdat de stad centraal lag, het kerkelijk centrum van Nederland was en een grote bevolking had. De stadsmuren werden vernieuwd, er kwamen nieuwe torens, zogenaamde bastions, en bovendien werd het kasteel Vredenburg gebouwd. Dit Vredenburg had als functie om de stadsbewoners een laatste toevlucht te bieden als de stad belegerd zou worden, maar ook om de burgers in toom te houden; het werd namelijk bemand door regeringsgetrouwe soldaten.


De dwangburcht Vredenburg, gebouwd door de Spanjaarden
Karel V wilde ook meer macht in Utrecht op politiek gebied. Hij liet daarvoor een nieuw stadhuis bouwen aan de Oudegracht en zorgde ervoor dat aristocratische families in het stadsbestuur kwamen. Deze hadden echter weinig in te brengen en moesten naar zijn pijpen dansen. Het bestuurscentrum van de Nederlanden kwam in Brussel te liggen. Karel V wilde het monopolie van de Rooms Katholieke kerk behouden en iedere vorm van reformatie werd daarom verboden.

In 1555 kwam zijn zoon Filips II aan de macht, die Margaretha van Parma aanstelde als landvoogdes over de Nederlanden. De economische teruggang in deze periode zorgde voor veel ontevredenheid, en veel mensen zochten hun heil in de nieuwe geloofsleer van Calvijn (het calvinisme). Het calvinisme had enorme kritiek op de katholieke kerk, vooral rondom het aanbidden van heiligen en alle pracht en praal van de kerk. Calvinisten zagen dat als het aanbidden van afgoden, en omdat alleen God aanbeden mocht worden zouden kerken zonder beelden moeten zijn.

Nadat het Calvinisten verboden werd godsdienstige bijeenkomsten (de zgn. hagepreken) te houden ontstonden in 1566 de eerste beeldenstormen. Om een einde aan het geweld te maken gooide het stadsbestuur van Utrecht het op een akkoordje met de calvinisten, en kregen zij de Jacobikerk in gebruik. Margaretha van Parma tikte het stadsbestuur echter op de vingers, de kerk moest teruggegeven worden en de raddraaiers opgepakt.


Utrecht in 1572, met onder het kasteel Vredenburg
In 1567 leek de rust weergekeerd, maar Filips stuurde een Spaans leger van 10.000 man onder leiding van de Hertog van Alva om de schuldigen van de beeldenstormen te bestraffen. Uit protest stapte Margaretha van Parma op en vanaf 1569 is Alva landvoogd. Alva stelde zijn bloedraad in, in Utrecht werd dat Nicolaas Pelt met zijn Rode Roede. Hij was verantwoordelijk voor 250 veroordelingen en 65 doodvonnissen in de stad Utrecht. Het stadsbestuur verloor een groot deel van haar vrijheid en privileges, tevens stationeerde Alva een leger in Utrecht. In 1572 keerde echter het tij, Den Briel werd op 1 april ingenomen door opstandelingen, daarna volgden vele plaatsen in Holland. Omdat Utrecht vaak overhoop lag met Holland deed Utrecht niet mee aan de opstand, ook al omdat de opstandelingen erg calvinistisch waren en zich hard opstelden ten opzichte van katholieken. Toen op 3 oktober 1574 echter Leiden werd ontzet schaarde ook Utrecht zich achter de opstand, de stad kreeg steeds meer te maken met plunderende Spaanse soldaten. In 1576 werd de Pacificatie van Gent getekend waarin werd afgesproken de Spaanse soldaten uit de Nederlanden te verdrijven. Waar Utrecht vooral naar streefde was godsdienstvrijheid, zodat katholieken naast calvinisten in Vrede konden leven.


Willem van Oranje was officieel erkend als stadhouder van Holland en Zeeland, hij ging nu ook praten met de steden die hem (nog) niet wilden erkennen. Na het geven van een satisfactie (voldoening) aan de stad werd hij ook stadhouder van Utrecht. De stad werd verder versterkt: er kwamen nieuwe bolwerken, zoals het Lucasbolwerk. Dit had tot doel een eventuele terugkeer van de Habsburgers tegen te houden. Op 23 januari 1579 werd de Unie van Utrecht getekend, deze oorkonde wordt vaak gezien als de voorloper van de stichting van een Nederlandse staat, maar zover was het echter nog niet. De Unie was bedoeld als tijdelijk verbond tussen een aantal oorlogvoerende staatjes tegen de Habsburgers. Holland en Zeeland deden mee, alsook Utrecht. Amersfoort werd gedwongen om meet te doen, Gelderland was half voor en half tegen maar toch werd er voor Gelderland getekend. In Groningen wilden de ommelanden wel meedoen maar de stad Groningen niet, Overijssel deed mee maar de Friezen twijfelden nog. Deze staatjes beloofden met elkaar samen te werken in defensie en buitenlandse politiek.

De godsdienstvrijheid was echter al weer snel ten einde. Het calvinisme telde inmiddels vele politiek machtige figuren in haar midden, en nu de Turken verslagen waren door de Spaanse legers had Filips II zijn handen weer vrij om een groot offensief tegen de Nederlanden voor te bereiden. Hij stuurde Alexander van Parma om de Nederlanden weer terug te krijgen door middel van geld en dwang. De zuidelijke Nederlanden zwichtten al snel en sloten zich weer aan bij de Habsburgers.


De Domkerk, eens de kathedraal van de bisschop, werd een protestantse kerk
Katholieken in de noordelijke provincies werden met argusogen bekeken, omdat met wilde voorkomen dat zij de Spanjaarden zouden helpen. Toen Groningen, Friesland en Overijssel zwichtten voor Van Parma en dit bericht in Utrecht bekend werd, eisten de calvinistische burgers dat het katholicisme zou worden verboden. Het stadsbestuur twijfelde eerst, waarop een beeldenstorm volgde. In juli 1585 werd het katholicisme officieel verboden, maar clandestiene erediensten werden wel oogluikend toegestaan. Veel van de gildenmeesters waren katholiek, en men wilde voorkomen dat zij de stad zouden verlaten. De strijd tegen de Spanjaarden zou, met tussenpozen, tachtig jaar duren. Pas in 1648 werd de Vrede van Munster gesloten waardoor er een einde aan de opstand kwam. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd vanaf dat moment internationaal erkend.

Utrecht werd in het midden van de 17de eeuw dikwijls door pestepidemieën geteisterd. Op 12 juni 1672 werd de republiek getroffen door een verrassingsaanval van Lodewijk XIV. Het staatse leger kon de Fransen niet tegenhouden en moest zich keer op keer terugtrekken. Op 15 juni stond het staatse leger voor de poorten van Utrecht. De stad wilde het leger niet binnenlaten, beducht als men was voor plunderingen van de zeer onderbetaalde soldaten. Het staatse leger trok verder, maar toen rond de 18de de Franse troepen de stad naderde vluchten veel Utrechters met hun bezittingen de stad uit. Utrecht besloot te capituleren en liet de Fransen toe in de stad. In Holland werd de capitulatie van Utrecht gezien als verraad. De katholieke erediensten werden hersteld, maar dit leidde niet tot noemenswaardige incidenten tussen katholieken en protestanten. De Fransen hieven wel enorme belastingen in de stad. In 1673 kreeg het staatse leger weer de overhand, maar het zou tot 1674 duren eer de Fransen weer uit Utrecht vertrokken.


Het Militait Hospitaal in Utrecht is genoemd naar Antonius Matthijsen, uitvinder van het gipsverband
Rond 1780 ging de Republiek erg achteruit, met name door de politieke burgeroorlog tussen de Oranjepartij van stadhouder Willem V en de Patriotten. Traditioneel waren de Oranjes in de meeste gewesten het symbool van nationale onafhankelijkheid, maar dit prestige daalde enorm onder Willem V. De Patriotten hielden hem verantwoordelijk voor de economisch slechte situatie van het land, zij verweten hem slecht leiderschap en vonden dat hij erg onder invloed stond van zijn vrouw, Wilhelmina van Pruisen, en de hertog van Brunswijk. Met name in Utrecht, waar corruptie en vriendjespolitiek van Oranjegezinden welig tierden, kwamen de Patriotten aan de macht. Willem V deed niets om deze situatie te veranderen en toen hij lijdelijk bleef toezien besloot zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen naar Den Haag te reizen om daar een krachtige actie van prinsgezinden in het leven te roepen. Zij werd echter aan de rand van de provincie, bij de Goejanverwellesluis, tegengehouden door een Patriottisch Vrijkorps. Koning Frederik Willem II van Pruisen nam deze belediging van zijn zuster niet en trok in 1787 met een Pruisisch leger de republiek binnen. De Patriotten kregen niet de steun uit Frankrijk waarop zij gehoopt hadden en moesten al gauw het onderspit delven. Zij werden overal in de regering en besturen vervangen door prinsgezinden en velen vluchtten naar Frankrijk om pas in 1795, toen de republiek opnieuw door Frankrijk bezet werd, terug te keren.

Na het slagen van de Franse Revolutie in 1789 wilden de revolutionairen dit over heel Europa brengen. In 1795 trok het revolutionaire Franse leger de republiek binnen en verdreef de stadhouder. De republiek werd een franse vazalstaat: de Bataafse Republiek. In onze streken verliep de revolutie zonder noemenswaardig bloedvergieten. Napoleon was intussen aan de macht gekomen in Frankrijk, en liet na een korte heerschappij van Schimmelpenninck, zijn broer Lodewijk in 1810 waarnemen in de republiek, die veranderd werd in Koninkrijk Holland. Lodewijk heeft een hele tijd in Utrecht gewoond voordat hij als koning van Holland zijn intrek nam in Amsterdam. Wel liet hij, toen hij in Amsterdam woonde, water uit Utrecht halen uit de pomp op de Mariaplaats. Dit omdat het water uit deze pomp vermaard was om haar kwaliteit en smaak. In 1811 bracht Napoleon een bezoek aan Utrecht, waar hij drie dagen bleef. Ondanks zijn bevel om de Utrechtse Universiteit te sluiten werd hij door de bevolking toegejuicht. De Fransen vertrokken uit de Nederlanden na de slag bij Leipzig. De Russen en Pruisen kwamen steeds dichterbij, wat tot grote onrust in Utrecht leidde. Utrecht werd uiteindelijk bevrijd door de kozakken. Nu kon de prins van Oranje terugkomen naar de republiek en kreeg Nederland een grondwet. In 1813 werd Nederland een constitutionele monarchie.


Pallas Athene, godin van de wijsheid, als symbool voor de Utrechtse Universiteit
Er veranderde veel voor Utrecht na 1813, zo was Utrecht niet langer politiek zelfstandig maar een Nederlandse gemeente geworden. Omdat de verdedigingswerken van de stad vervallen waren tot ruïnes en geen functie meer hadden nu de defensie nationaal geregeld werd, vond men de stadsmuren lelijk, storend en overbodig. Burgemeester Asch van Wijck gaf het startsein voor de sloop van de muren en stadspoorten, waarna langs de singels fraaie glooiende stadsparken werden aangelegd. Architect J.D. Zocher maakte plannen voor dit wandelgebied en maakte ontwerpen voor grote handelskantoren, pakhuizen en woningen langs de stadsbuitengracht, waarvan vele gerealiseerd zijn. Er werd een nieuw stadhuis gebouwd, en de huizen van aanzienlijke burgers werd in Franse stijl aangelegd. Op de plaats van de Mariakerk werd de eerste concertzaal van Nederland gebouwd, er verrees een schouwburg op het Vredenburg en aan de Oudegracht verrees het eerste warenhuis van Nederland: de winkel van Sinkel.

De spoorwegen hebben altijd een groot stempel op Utrecht gedrukt
Buiten de stad werden spoorwegen aangelegd en een station gebouwd: in 1843 werd de spoorlijn Amsterdam-Utrecht geopend en als spoedig volgden er meer verbindingen.

Utrecht werd in de 19de eeuw diverse keren getroffen door cholera-epidemieën. Met stond machteloos tegenover deze ziekte, men wist niet hoe de ziekte zich verspreidde en het duurde ook tot 1850 eer er een vermoeden kwam dat de oorzaak in besmet water lag. Doordat Utrecht geen goede riolering had, er veel vuil op straat lag en het ophalen van afval erg slordig geregeld was had de cholera een grote kans. In 1855 werd een Gezondheidscommissie in het leven geroepen, die druk ging uitoefenen op de gemeente voor bepaalde voorschriften ten aanzien van riolering en drinkwater. Utrecht kreeg in 1883 een waterleiding.

Vanaf 1870 komt ook de industrie in Utrecht op, maar deze is echter nooit van grote betekenis geweest. In 1930, op het hoogtepunt, werkte slechts 40% van de Utrechtse beroepsbevolking in de industrie, met name bij twee grote ondernemingen gerelateerd aan de spoorwegen: Werkspoor en Demka.


Zware industrie was ook gerelateerd aan het spoor
Dienstverlenende industrieën, zoals handel en verzekeringen, zijn voor de werkgelegenheid in Utrecht altijd belangrijker geweest. Handelaren hadden daarom ook meer prestige dan een ondernemer.

Tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog bleven de ambtenaren gewoon op hun post, alsof er niets was gebeurd. Toen Joden echter uit hun functies werden ontheven en in hun bewegingsvrijheid werden beperkt werd hier wel tegen geprotesteerd. Onder andere door burgemeester Ter Pelkwijk, die prompt daarop in 1942 door een NSB-er werd vervangen. De deportatie werd door de Nederlandse politie gedaan. Kardinaal De Jong protesteerde op een andere manier: katholieken die zich aan misdaden tegen Joden schuldig maakten werden geëxcommuniceerd. Van de 1600 in Utrecht geregistreerde Joden hebben 400 deze maatregelen uiteindelijk overleefd.


De Utrechtse kunstenaar Dick Bruna is over de hele wereld beroemd door Nijntje
Utrecht was bijna ongeschonden uit de oorlog gekomen, dus was er weinig sprake van wederopbouw maar meer van uitbreiding. Voor deze uitbreiding waren grenswijzigingen nodig: in 1954 kreeg Utrecht grensgebieden van andere gemeenten toegewezen. Het grondoppervlakte van de stad werd hiermee meer dan verdubbeld. Er kwamen nieuwe woonwijken zoals Tolsteeg, Hoograven, Kanaleneiland en Overvecht. Om aan de groeiende woningbehoefte van vooral jongeren te voldoen wordt ten westen van de stad een heel nieuwe woonwijk gerealiseerd: Leidsche Rijn.

Omdat Utrecht nooit echt als industriestad tot bloei is gekomen besloot het stadsbestuur de stad te laten groeien door cityvorming. In 1962 kwam de bouwonderneming Bredero met plannen voor de realisatie van Hoog Catharijne, een complex waarin winkels, kantoren en woongelegenheid zijn samengevoegd. Dit complex, het grootste overdekte winkelgebied in Nederland, werd in 1973 gerealiseerd. Momenteel zijn er nieuwe plannen voor herstructurering van de stad, waarbij een deel van het complex Hoog Catharijne gesloopt zal worden.

De Universiteit van Utrecht
De basis voor de Utrechtse Universiteit werd al gelegd in de 7de eeuw. In 695 stichtte Willibrord een belangrijke opleiding voor toekomstige priesters en adellijke jongemannen in de stad. Deze priesterschool, die verbonden was aan de kathedraal en later bekend werd als Domschool, genoot een grote vermaardheid. Zelfs buitenlandse adellijken en vorsten lieten hun zonen aan de Domschool studeren. Utrecht was lange tijd het culturele en intellectuele centrum van de Noordelijke Nederlanden.


De oprichtingsacte van de Utrechtse Universiteit
In de late Middeleeuwen kwamen in Utrecht ook andere scholen van de grond, zoals de Hyeronimusschool, in 1474 opgericht door de Broeders van het Gemene Leven. Hiermee deed het humanisme zijn intrede in het Utrechtse onderwijs. Toen in 1580 Utrecht gereformeerd werd, confisqueerde de stedelijke overheid het rijke boekenbezit van het bisschoppelijk Domkapittel. De boeken werden overgebracht naar de stadsbibliotheek (later de universiteitsbibliotheek).

In 1634 stelde het stadsbestuur een "Illustere School" in, die in 1636 officieel werd verheven tot universiteit. Utrecht bloeide in de 17de eeuw ondanks de concurrentie van de oudere universiteiten zoals Leiden (opgericht in 1575), Franeker en Groningen. Vooral Leiden was een geduchte concurrent, daarom moesten er de nodige investeringen worden gedaan. Er kwam een hortus botanicus op het bolwerk Zonnenburg en de Smeetoren kreeg drie jaar later een sterrenwacht.


De Utrechtse theoloog en hoogleraar Gijsbertus Voetius
De universiteit trok vele studenten uit het buitenland aan. Zij waren getuige van de intellectuele en theologische strijd die de aanhangers van de nieuwe filosofie (Descartes woonde een tijdlang in Utrecht) voerden met de aanhangers van de orthodoxe theoloog Voetius.

Na de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden in 1813 werden Leiden, Groningen en Utrecht aangewezen als de drie Rijksuniversiteiten. Rond 1850 vormde zich de zogenaamde "Utrechtse school" in de natuurwetenschappen, met als kopstukken de hoogleraren Harting, Mulder, Buys Ballot en Donders. Zij introduceerden in Nederland het onderwijslaboratorium als oefenplaats voor hun studenten. In 1894 werd het Academiegebouw op het Domplein door de stad Utrecht, het gewest en enkele particulieren aan de universiteit geschonken, als getuige van de band tussen de academie en de samenleving. Tegenwoordig vinden bijna alle plechtigheden van de universiteit hier plaats.


J.H. van 't Hoff, Nobelprijswinnaar chemie
De universiteit had haar hoogtepunt aan het begin van de vorige eeuw In 1901 won Jacobus Henricus van 't Hoff als eerste Utrechtse geleerde de begerenswaardige Nobelprijs, die dat jaar ook voor de eerste keer werd uitgereikt. In 1925 kreeg de universiteit er een zesde faculteit bij, toen de veeartsenijkundige hogeschool met de universiteit fuseerde. Het aantal studenten nam intussen enorm toe, van 463 in 1886 tot meer dan 3400 in 1933. En die stijging zette door, inmiddels is de Universiteit van Utrecht niet alleen een van de oudste, maar ook een van de grootste universiteiten van Nederland. Ook in geografisch en architectonisch opzicht is er sinds de jaren '60 veel veranderd, met de vestiging van een deel van de faculteiten en diensten op De Uithof.

Utrecht toeristisch
Voor toeristen heeft de stad Utrecht bijzonder veel te bieden. Niet alleen het eerder genoemde Hoog Catharijne heeft een grote aantrekkingskracht, maar ook het historisch centrum heeft vele unieke kenmerken. Het opvallendste bouwwerk in Utrecht is natuurlijk de 112 meter hoge Domtoren. Deze werd niet alleen als klokkentoren bij de Maartenskathedraal (Domkerk) gebouwd, maar diende ook om de macht van de Utrechtse bisschop te demonstreren. In de Middeleeuwen was Utrecht een van de belangrijkste religieuze centra van Europa. Ook nadat Utrecht in 1122 stadsrechten kreeg en daarmee de wereldlijke macht van de kerk verminderde, lieten de rijke kapittels imposante kerken bouwen. Een groot aantal van deze middeleeuwse kerken zijn in de zomermaanden te bezichtigen.


Prof. F.C. Donders stichtte in Utrecht de eerste oogkliniek ter wereld
Het historisch centrum wordt gekenmerkt door de beroemde grachten en werven. Nu is het een recreatiegebied met terassen en bootjes, maar vroeger werd er echter hard gewerkt op de werven en de gracht. Het zuidelijke deel van de Oudegracht werd in 1127 gegraven als aftakking van de Vaartse Rijn voor de scheepvaart. Utrecht was een bloeiend handelscentrum. Kooplieden bouwden fraaie herenhuizen met grote winkels eronder en er ontstonden markten en ambachtscentra. In de 18de en 19de eeuw raakte de functie van de Oudegracht als doorvoerroute in verval en onbruik. Daarvan is nu weinig meer te merken; als vanouds is het de levensader van de stad. Het gebied heeft zich ontwikkeld tot een van de mooiste en veelzijdige plekken van Utrecht. Ontdek Utrecht eens vanuit een bijzonder perspectief, en huur een waterfiets om daarmee de grachten te verkennen!

De Utrechtse werven zijn uniek in de wereld. Omdat de Rijn steeds verder verzandde na de plaatsing van sluizen, werden de grachten uitgediept. Er werden in de 13de en 14de eeuw paden langs aangelegd die later werden beschoeid. Aan de Oudegracht waren de werven en werfkelders die direct onder de handelshuizen lagen druk in gebruik voor het laden, lossen en opslaan van goederen die per schip werden aangevoerd. Naast de Oudegracht werd ook de Nieuwegracht gegraven, bestemd als woonstraat voor patriciërs die de drukke stadskern wilden ontvluchten. Ruim zeshonderd jaar later wordt er aan de Nieuwegracht nog steeds op stand gewoond en gewerkt. Het is een wonderlijk rustig en groen gebied, zo midden in het centrum.


Het huis van de architect Gerrit Rietveld in Utrecht
Utrecht telt vele bijzondere en interessante musea. Het Museumkwartier vormt als historisch centrum het hart van de stad Utrecht. Het is rijk aan hofjes, grachten, middeleeuwse huizen en kerken. En niet te vergeten de galeries, musea, restaurants en vele gezellige terrasjes. Het is de historische schatkamer van Utrecht. In het Museumkwartier zijn dé grote musea van Utrecht te vinden, zoals het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement, Museum Catharijneconvent, het Nederlands Spoorwegmuseum, Universiteitsmuseum/Hortus Botanicus, het Centraal Museum, Sterrenwacht Sonnenborgh en het Aboriginal Art Museum. Ze liggen allemaal op loopafstand van elkaar.

Ook op cultureel gebied vervult Utrecht een belangrijke rol. In het moderne Muziekcentrum Vredenburg worden de meest uiteenlopende concerten gegeven. Elk jaar vindt in Utrecht een keur aan grote culturele evenementen plaats, zoals het internationaal vermaarde Holland Festival Oude Muziek, het Festival Theater aan de Werf (met acts die zich op en om de werven afspelen), het festival voor moderne dans en beweging Springdance en het Nederlandse Filmfestival.

De pracht van de provincie
Niet alleen de stad Utrecht is de moeite van een bezoek meer dan waard, ook andere plaatsen in de provincie hebben de bezoeker veel moois te bieden. Landschappelijk biedt de provincie een grote variatie, van laagveengebieden in het westen (de Vinkeveense- en Loosdrechtse Plassen zijn door veenafgraving ontstaan) tot de Utrechtse Heuvelrug die loopt van Baarn tot Rhenen en de oostgrens van de provincie markeert. In dit hoger gelegen gebied vinden we de oudste bewoning in de provincie, dit gebied werd al duizenden jaren geleden bewoond. Er zijn sporen aangetroffen van zogeheten proto-saksische bevolkingsgroepen, en meer naar het westen sporen van Fries-Bataafse bewoners. De Romeinen bouwde vestingen in o.a. Woerden, De Meern en Vechten (nu Bunnik), en natuurlijk het belangrijke kamp Trajectum in wat nu Utrecht is.


Fraaie villa in Huis ter Heide
De enige plaats in Nederland die begint met de eerste drie letters van het alfabet is Abcoude. Dit dorp heeft een beschermd dorpsgezicht. In Bistro Koekenbier aan de Amsterdamsestraatweg schijnt Napoleon in 1811 te hebben vertoeft. Fort Abcoude, eens een belangrijk verdedigingswerk in de Hollandse Waterlinie, ligt even buiten het dorp.

Amerongen, aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug, is een must voor iedereen die van mooie plekjes houdt. Kasteel Amerongen is de trots van het dorp. Ook het oude dorpsplein met daaraan prachtige huisjes en lindebomen is de moeite van een bezoek waard.

Het centrum van Amersfoort is ook zeker aan te raden, deze stad zorgt voor veel slenterplezier. Naast de vele winkeltjes en eet- en drinkgelegenheden zijn er tal van bezienswaardigheden zoals de Onze-Lieve-Vrouwen Toren, de karakteristieke Koppelpoort en het hofje Armen de Poth.

Paleis Soestdijk is te vinden in het statige Baarn, dat in 1350 stadsrechten heeft gekregen. Het Oranjemuseum in deze stad is voor koningsgezinde Nederlanders natuurlijk een aanrader!

Het enige dorp in Nederland met een universiteit ligt ook in Utrecht. Nijenrode is gevestigd in het gelijknamige 13de-eeuwse kasteelcomplex aan de Vecht bij Breukelen. De New Yorkse wijk Brooklyn dankt haar naam aan dit dorp. Door Breukelen stroomt de rivier de Vecht, waaraan talrijke schitterende landhuizen van rijke Amsterdamse kooplieden liggen.


Simon Vestdijk
Doorn is de plaats waar Simon Vestdijk lange tijd woonde en er zelfs over schreef. Na zijn afzetting in 1918 woonde de Duitse keizer Wilhelm II tot zijn dood in 1941 in ballingschap in Huis Doorn, hij ligt er in de tuin begraven.

Kasteel Drakenstein, het voormalige woonhuis van koningin Beatrix en prins Claus, is te vinden in Lage Vuursche.

Een van de populairste watersportcentra van Nederland, en woonplaats van vele bekende en/of gefortuneerde Nederlanders, is Loosdrecht (met de Loosdrechtse plassen).

Een prachtig vestingstadje in een schitterend polderlandschap is Oudewater. Vanwege de strategische ligging floreerde de handel er al vroeg. In 1575, tijdens de Tachtigjarige oorlog, werd bijna alle opgebouwde weelde verwoest door de Spanjaarden. In de 17de eeuw kende Oudewater nieuwe bloei door de fabricage van touw. De meeste panden die er te zien zijn stammen uit deze tijd. Oudewater staat ook bekend om de beroemde heksenwaag.

Rhenen kent men natuurlijk van de Grebbeberg, waar in 1940 een bittere strijd werd gevoerd tegen de Duitsers. Hier is ook het Ouwehands Dierenpark gevestigd.


Klederdracht van Bunschoten
Bunschoten en Spakenburg hebben een rijke vissershistorie en vormen nog steeds een trekpleister voor visliefhebbers (voornamelijk versgerookte paling). Je moet dit dorp dat bol staat van de tradities (o.a. nog veel in klederdracht gestoken inwoners) niet op zondag bezoeken. De zondagsrust is een van de tradities die hoog wordt gehouden.

De turfstekers en andere veenwerkers worden gehuldigd in het museum "In de Venen" in Vinkeveen. Zoals de naam doet vermoeden heeft deze plaats veel te maken gehad met turfstekers die hier in de loop der eeuwen het laagveen hebben afgegraven. De plassen die zo zijn ontstaan en later ook door de zandwinning worden nu dankbaar gebruikt door de recreanten.


Botterwerf in Spakenburg
Woerden was al een nederzetting in de tijd van de Romeinen. Vondsten uit deze tijd zijn te zien in het Stadsmuseum in het uit 1501 daterende vroegere stadhuis. Woerden is een kaas- en zuivelstad, elke woensdagmorgen is er kaasmarkt.

Zeist is bekend door het 17de-eeuwse slot met de gelijknamige naam. Dit slot werd gebouwd door Willem Adriaan, graaf van Nassau-Odijk. Het slot is na een grondige restauratie nu een cultureel Congrescentrum. Het fraaie interieur is te bezichtigen en het slot bezit een prachtig wandelpark.

Ook absoluut een bezoek waard is kasteel De Haar in Haarzuilens. Dit van oorsprong 14de-eeuwse kasteel was totaal vervallen, maar werd ruim honderd jaar geleden op de bestaande fundamenten geheel opnieuw opgebouwd door de puissant rijke baron Etienne van Zuylen van Nyeveld, getrouwd met de franse barones Hélène de Rothschild. Zij lieten zelfs het dorp Haarzuilens in z'n geheel verplaatsen om een schitterende tuin rond het kasteel aan te kunnen leggen. Zowel de tuinen als het kasteel met haar vele kunstschatten zijn een aanrader.


Het handschrift van Belle van Zuylen
Net ten noorden van Utrecht ligt kasteel Zuylen. Hier werd op 20 oktober 1740 Belle van Zuylen geboren, die er tot haar huwelijk in 1771 zou blijven wonen. Zij is een vrouw uit het adellijk geslacht Van Tuyll van Serooskerken en staat bekend om haar romans en brieven. Zij voelde zich betrokken bij wat er in Europa in beweging was en haar verlichte ideeën brachten haar vaak in botsing met de traditionele opvattingen van haar familie en haar stand. Ze ondervond dat vooral toen zij in 1762 een nouvelle publiceerde onder de titel Le Noble, waarin ze op badinerende toon de vastgeroeste gewoontes in sommige adellijke families beschreef. Haar gedachten over revolutie, klassenstrijd en sekseverschillen blijken nog altijd actueel en inspirerend te zijn. Zij overleed in Zwitserland in 1805, precies 200 jaar geleden, reden waarom men dit jaar heeft uitgeroepen tot "Belle van Zuylen-Jaar".


Het KNMI in De Bilt, opgericht door Buys Ballot, bestond in 2004 honderdvijftig jaar
Tussen De Bilt en Rhenen, in het overgangsgebied van de Kromme Rijn en de Utrechtse Heuvelrug, ligt in een zeer afwisselend landschap een kralensnoer van landhuizen, buitenplaatsen, buitenhuizen en fraai tuinen aangelegd in Engelse landschapsstijl, bekend onder de naam "Stichtse Lustwarande". De zuidwestflank van de Heuvelrug leende zich uitstekend voor de creatie van dit soort tuinen. Er was voldoende water (kwel) en het landschap glooide al van nature. Bovendien was de Heuvelrug in de 18de en 19e eeuw weinig in trek en dus konden relatief goedkoop grote stukken grond gekocht worden.

Provincievelletje van Utrecht
Een aantal families was rijk geworden in de (koloniale) handel en kon zich gemakkelijk de aanschaf van flinke lappen grond op de Heuvelrug veroorloven. Al deze factoren tezamen zorgden ervoor dat de zuidwestflank van de Utrechtse Heuvelrug zich ontwikkelde tot een aaneenschakeling van landhuizen te midden van weiden, waterpartijen en bossen.

Zoals u ziet is niet alleen de stad Utrecht een bezoek waard, ook in de provincie zijn er tal van plekken en plaatsen die uit cultuurhistorisch of landschappelijk oogpunt zeer de moeite waard zijn. Utrecht is een ideale provincie voor een uitgebreide fietstocht, of een gericht bezoek aan één van de bijzondere plaatsen die de streek rijk is. Ga deze zomer eens op ontdekkingstocht in de eigen provincie, het zal u verbazen hoe rijk aan verscheidenheid de mooie provincie Utrecht is.

Ton Vis