Zomertijd!

Eind maart is hij weer ingegaan, de zomertijd. 's Avonds is het langer licht, de temperatuur stijgt en de terrasjes gaan weer open, je kunt buiten lekker wandelen of fietsen, allemaal tekenen dat de zomer in


Wereldklok op de Alexanderplatz in Berlijn
aantocht is. Maar wat is dat, zomertijd? Waarom niet gewoon één tijd, en welke is nu de juiste, de zomer- of de wintertijd? Vragen waarop we in dit artikel antwoord zullen geven.

Vroeger hadden de mensen niet zoveel op met tijd. Als de zon op het hoogste punt aan de hemel stond wat het precies 12:00 uur, daarvoor was het ochtend en daarna middag. Je stond op als het licht was en ging naar bed als het donker werd, zoals ze vroeger zeiden: met de kippen op stok. De kerkklok gaf bij


Tafel-zonnewijzer
benadering aan hoe laat het was, en verder had het leven een vast ritme. Pas in de 19de eeuw, toen delen van de bevolking in fabrieken ging werken, er treinen gingen rijden en dienstregelingen en roosters werden ingevoerd, werd tijd een belangrijkere factor in ieders leven.

In de oudheid was het dagritme geheel afhankelijk van de lengte van de dag. De Romeinen verdeelden de dag in twaalf uren, waardoor een uur in de zomer veel langer duurde dan een uur in de winter. De Egyptenaren kwamen op het idee een dag in 24 uren te verdelen, de Mesopotamiërs verdeelden de uren in minuten en seconden. De huidige gewoonte


Antiek uurwerk met gewichten
om de dag bij middernacht te beginnen is afkomstig van de Romeinen. Voor de Egyptenaren begon de dag bij zonsopkomst, voor de Mesopotamiërs bij zonsondergang. Joden en Moslims hebben nog altijd een afwijkende tijdrekening: hun kalendermaand begint bij de eerste zichtbaarheid van de maansikkel net na nieuwe maan.

Elke tijdsaanduiding geeft, afhankelijk waar je je bevindt, een afwijking van de daadwerkelijke zonnetijd. Dat is het beste te zien met een zonnewijzer, de tijd die de zonnewijzer aangeeft is de ware plaatselijke zonnetijd. De middag begint op het moment dat de zon precies op zijn hoogste punt staat tussen opkomst en ondergang. Elke plaats heeft daarmee zijn eigen zonnetijd,


Zonnewijzer
en tot het begin van de vorige eeuw hadden plaatsen hun eigen tijd, ook in het relatief kleine Nederland. In het oosten van ons land was het ongeveer een kwartier later dan in het westen. De komst van de spoorwegen en het telegraafnetwerk maakten het noodzakelijk dat het overal in ons land op hetzelfde moment even laat is. Op 1 mei 1909 werd in ons land de Amsterdamse- of Nederlandse tijd ingevoerd.


Op het middaguur laat het vergrootglas een kanon afgaan
Klokken, horloges, andere uurwerken worden tegenwoordig gebruikt om de tijd aan te geven. Vooral in Nederland en Vlaanderen geven ook vaak carillons de tijd aan, denk maar aan de Domtoren. In andere landen, zoals Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk, is klokluiden populair als tijdsaanduiding.


In de toren van het Kremlin bevindt zich een groot uurwerk
Klokken worden ook voor andere doeleinden geluid, niet alleen als aankondiging voor kerkelijke gebeurtenissen, maar ook om alarm te slaan. In de Middeleeuwen dacht men dat het luiden van kerkklokken doeltreffend was als bescherming tegen schadelijke hagelbuien. Veilig was het klokkenluiden onder dergelijke omstandigheden allerminst. Hagelbuien gaan vaak vergezeld van onweer en uitgerekend hoge torens zijn gevoelig voor blikseminslag.


Tegenwoordig worden veel klokken niet meer met de hand geluid en net als horloges radiografisch op tijd gezet via een signaal van een cesium atoomklok. De tijd is hiermee sinds 1967 exact vastgelegd met een afwijking van minder dan een 1 seconde in een miljoen jaar. De tijd wordt gecodeerd uitgezonden op een bepaalde frequentie vanuit Mainflingen bij Frankfurt, met een zendbereik van omstreeks 1500 km. Ook de overschakeling van winter- naar zomertijd en omgekeerd in het laatste weekeinde van maart en van oktober gaat bij deze atoomklok automatisch.


Daarmee komen we weer op het fenomeen zomertijd. Er is wel eens beweerd dat zomertijd voor het eerst voorgesteld werd door Benjamin Franklin, in een anonieme brief aan de redactie van de Journal de Paris. Het artikel was echter als grap bedoeld en bovendien stelde Franklin niet voor om de zomertijd in te voeren, maar dat men in de zomer vroeger moest opstaan en naar bed moest gaan om op kaarsen te besparen.


Wandklok
Het eerste serieuze voorstel kwam van de Nieuw-Zeelander George Vernon Hudson in 1895, die de tijd wilde aanpassen aan het ritme van de mens in plaats van omgekeerd. Hij wilde daarom de klok 's zomers twee uur vooruit zetten. De Engelsman William Willett kwam in zijn boek Waste of Daylight (Verspilling van daglicht) uit

1907 met eenzelfde voorstel, maar hij was niet bij machte om dit van de Britse regering gedaan te krijgen, ondanks steun van een aanzienlijke groep parlementsleden.


Astronomische klok (ca. 1560)
De eerste praktische toepassing van zomertijd was door de Duitse regering gedurende de Eerste Wereldoorlog, tussen 30 april 1916 en 1 oktober 1916. Kort daarop volgde ook het Verenigd Koninkrijk, voor het eerst van 21 mei 1916 tot 1 oktober 1916. Vervolgens voerde het Congres van de Verenigde Staten op 19 maart 1918 verschillende tijdzones in (die al sinds 1883 bij de spoorwegen in gebruik waren) en maakte de zomertijd officieel (in werking tredend op 31 maart) voor de rest van de Eerste Wereldoorlog. Het werd in 1918 en 1919 gedurende zeven maanden in acht genomen. De wet bleek echter zo impopulair (hoofdzakelijk omdat men destijds meestal vroeger opstond en eerder naar bed ging dan tegenwoordig) dat deze werd afgeschaft.


Slingeruurwerk, een uitvinding van Christiaan Huygens
Ook in de Tweede Wereldoorlog was de zomertijd in gebruik. In het Verenigd Koninkrijk kende men zelfs een dubbele zomer- en wintertijd. In Nederland gold van 1940 tot1942 een ononderbroken zomertijd: van 16 mei 1940 tot 2 november 1942. In 1940 werd ook omgeschakeld van Amsterdamse Tijd naar Midden-Europese Tijd. In deze tijd werd het in de winter pas

Klok 15e eeuw
rond 9:30 uur licht. 's Avonds daarentegen bleef het dan tot 18:00 uur licht. Na 1945 werd de zomertijd weer afgeschaft, omdat men niet herinnerd wilde worden aan maatregelen die de bezetter had ingevoerd.

De oliecrisis van 1973, die tot een golf van energiebesparende maatregelen leidde, was voor veel landen aanleiding om opnieuw de zomertijd in te voeren. Spanje en Albanië begonnen hier in 1974 mee. In 1975 volgden Griekenland en Cyprus. Frankrijk volgde in 1976, Nederland,


Peter Henlein zou al in 1542 het zakhorloge hebben uitgevonden
België, Luxemburg, Portugal en Polen in 1977, Tsjecho-Slowakije, Bulgarije en Roemenië in 1979. De Bondsrepubliek wachtte nog tot 1980, totdat hierover een afspraak met de DDR was gemaakt. Ook Oostenrijk, Denemarken, Hongarije, Noorwegen en Zweden sloten zich toen aan. In 1981 volgden de Sovjet-Unie, Zwitserland, Finland en Liechtenstein, en in 1983 Joegoslavië. In 1985 sloot Andorra zich aan, als laatste land in Europa.


De Zwitsers zijn vermaard om hun horloge-industrie
Het hanteren van zomer- en wintertijd kent een aantal voor- en nadelen. In het voorgaande zagen we al dat de tijdrekening afwijkt van de werkelijke tijd, in West-Europa loopt de klok normaal gesproken al voor op de zonnetijd (in de Benelux circa 35 minuten). Gedurende de zomertijd wordt dit nog een uur méér. Dit extra uur wordt door sommige mensen als een te groot verschil ervaren.


Rijk bewerkt marine-horloge
Een belangrijker bezwaar is de moeizame omschakelingen tussen zomer- en wintertijd. Planten hebben als de zon het hoogst staat meer water nodig. Door het verzetten van de klok is dit in de zomer niet meer tussen 12:00 en 13:00 maar een uur later. Kwekers en verzorgers van planten moeten hier gedurende de zomertijd rekening mee houden. In de

tuinbouw wordt de regelapparatuur in de zomermaanden hierop aangepast, zodat de klimaatstrategie voor het gewas niet verandert. Ook dieren passen zich niet vanzelf aan. Als ze dat al doen, dan alleen na verloop van tijd en als ze afhankelijk zijn van mensen. Dit kan problemen veroorzaken, zoals bijvoorbeeld in de veeteelt waar koeien niet opeens een uur eerder op zullen staan. Ook mensen hebben moeite zich aan te passen aan wijzigingen in het dagritme. Vooral kinderen,

Automatische klok
(ca. 1600)
ouderen en avondmensen hebben hier last van, waardoor ze in de week na de aanpassing oververmoeid kunnen raken. In 2007 hebben wetenschappers van de Rijksuniversiteit Groningen, in samenwerking met de Ludwig Maximilians-Universiteit te München, aangetoond dat de zomertijd een langdurig en behoorlijk groot effect kan hebben op de biologische klok van de mens.


Voorstanders menen echter dat de zomertijd meer voor- dan nadelen heeft. Daarbij haalt men vooral energiebesparing als voordeel aan, waarschijnlijk omdat dit in geld uit te drukken valt, dit in tegenstelling tot sommige andere voordelen zoals lekker lange zomeravonden. Tegenstanders trekken in twijfel of de lagere verlichtingskosten de hogere airconditioningskosten wel compenseren. In de Amerikaanse staat Arizona heeft men in 1967 om deze reden besloten de zomertijd, die toen één keer was gebruikt, af te schaffen.


Ook in de toren van het beursgebouw bevindt zich een klok
Er gaan ook stemmen op om het hele jaar door de zomertijd te hanteren, zoals sinds 2011 in Rusland gebeurt. Het voordeel daarvan is dat er geen moeizame overschakelingen meer zijn, en dat toch de voordelen van de lange zomeravonden blijven. In de winter heeft 'zomertijd' het voordeel dat veel mensen vóór het duister

Wandklok (1674)
thuiskomen, in plaats dat mensen in het donker van huis gaan en in het donker thuiskomen waardoor het gevoel ontstaat dat de zon zich de hele dag niet heeft laten zien. Het kleine beetje zonlicht bij thuiskomst zou al voldoende vitamine D kunnen leveren om een "winterdip" te voorkomen. In februari en maart zijn de voordelen groter dan de nadelen omdat de zon in die maanden reeds 1 tot 2 uur eerder opkomt dan in december en januari. Een belangrijk nadeel is het feit dat het 's ochtends dan zeer lang donker zou blijven (in Nederland zou het dan van medio

december tot medio januari bijvoorbeeld tot -gemiddeld- 9:40 uur donker blijven in plaats van tot 8:40 uur). Deze nadelen hebben een gering effect, omdat in die periode de productiviteit al lager is vanwege de feestdagen.


Niet alle landen hebben winter- en zomertijd. Het heeft alleen zin in landen die liggen tussen de keerkringen en de poolcirkel omdat daar in de diverse jaargetijden een verschil in daglengte optreedt. Rond de tropen zijn alle dagen en nachten nagenoeg even lang, terwijl bij de polen de dagen nagenoeg geen nacht hebben. Zo kent IJsland bijvoorbeeld geen zomertijd, en in Australië alleen de zuidelijk gelegen staten. Bovendien werkt de zomertijd op het andere halfrond andersom. Zetten we in Europa de klok een uur vooruit, dan gaat ongeveer op hetzelfde moment in Australië - als men daar zomertijd hanteert - de klok een

Klok uit het midden van de 18e eeuw
uur achteruit, terug naar standaardtijd. Het tijdverschil is dus in de Europese zomer twee uur minder dan in de Europese winter.

Al met al zijn wij inmiddels zó gewend aan de zomertijd, dat de effecten op de mensen gering is, hooguit heeft men een aantal dagen last van gewenning. De voordelen van lange zomeravonden met minder energieverbruik wegen doorgaans zwaarder dan de nadelen. Er is een eenvoudig


De moderne stationsklok is een Zwitsers ontwerp. Rechts de onderdelen waaruit deze is opgebouwd.
ezelsbruggetje om te onthouden in welke richting de klok verzet moet worden: in het vóórjaar een uur vóóruit, in het najaar een uur terug. De Engelsen hebben ook een kort en krachtig geheugensteuntje: Spring Ahead, Fall Back (spring is lente, fall is herfst). Hoe het ook zij, van de laatste zondag in maart tot de laatste zondag in oktober hebben we zomertijd. Geniet van de extra uren zonlicht!

Ton Vis